Dodelijke windvlaag over Gaasterland
De schrijfster Lilian de Bruijn heeft in 2010 een boek geschreven met de titel “Windvlaag Des Doods” over de Spaanse griep in Nederland. Ze maakte duidelijk dat de ziekte hevig en kortstondig was geweest. Vanaf het voorjaar in 1918 werd de wereld getroffen door een pandemie die – volgens een onderzoek uit 2002 - aan een geschatte 50 tot 100 miljoen mensen het leven kostte. Er waren op een wereldbevolking van 1,8 miljard 500 miljoen mensen ziek geweest.
De benaming Spaanse Griep is wat verwarrend. De griep ontstond niet in Spanje, maar in de Verenigde Staten. Omdat Spanje ten tijde van de Eerste Wereldoorlog, evenals Nederland, een van de weinig neutrale landen in Europa was en geen censuur kende, schreven de Spaanse kranten vrijuit over de mysterieuze ziekte. De oorlogvoerende landen legden de vrije pers aan banden om de moraal van de bevolking niet te ondermijnen. Bovendien ging de aandacht van de media in die oorlogslanden vooral uit naar de oorlogsverrichtingen.
In januari 1918 brak in Haskell County, Kansas, Verenigde Staten een griepepidemie uit die niet alleen ouderen en kinderen trof, maar ook jong volwassenen. In februari 1918 vielen daar enkele doden. De plattelandsarts stuurde een beschrijving van de ziekte naar de gezondheidsautoriteiten. Pas op 5 april 1918 werd de beschrijving van het ziektebeeld gepubliceerd.
De epidemie was in eind februari 1918 weer even snel verdwenen als ze was gekomen en de opgeroepen jongemannen uit de streek hadden zich inmiddels voor legerdienst gemeld bij Camp Fuston, Fort Riley. Prompt brak daar de ziekte weer uit. Het eerste slachtoffer van de Spaanse griep was op 4 maart 1918 de legerkok Albert Gitchell van het Amerikaanse leger. Hij was in Kansas werkzaam in een legerkamp. Alvorens te bezwijken aan de ziekte had hij ongewild andere soldaten aangestoken die naar Europa werden verscheept om de geallieerden bij te staan in de strijd tegen de Duitsers.
De door oorlogsgeweld en voedseltekorten verzwakte Europese bevolking had fysiek weinig verweer tegen de griep. De Spaanse Griep had de opmerkelijke eigenschap om vooral jonge volwassenen te treffen. Dit in tegenstelling tot gangbare griepepidemieën, waarbij met name kinderen en bejaarden de ziekte kregen en de bejaarden de grootste risico’s liepen.
In augustus 1918 had de helft van de Amerikaanse soldaten in Europa de ziekte en 43.000 man overleefden het niet. Dit was bijna de helft van het aantal Amerikanen dat in Europa stierf, terwijl aan het front 50.000 mannen vielen. Die ziekte sloeg snel om zich heen naar de andere legerkorpsen, ook de Duitse. Toen de oorlog officieel op 11 november 1918 eindigde en soldaten terugkeerden naar hun landen, werden ze overal feestelijk onthaald in wereldwijde massabijeenkomsten. Het gevolg was dat al met al zo'n 20 procent van de toenmalige wereldbevolking besmet raakte; in totaal een half miljard mensen.De Spaanse Griep werd als grootste doodsoorzaak aangewezen sinds de epidemie met de naam “De Zwarte Dood” die 75 tot 100 miljoen levens kostte tussen 1346 en 1353.
Het officiële aantal gevallen van de Spaanse Griep in Nederland kwam uit op 21.284. Daar kwamen echter nog de mensen bij die door deze griep longontsteking hadden gekregen en daarvan niet hersteld waren. Hierbij ging het om 38.000 mensen. Het totale aantal slachtoffers van deze Spaanse Griep kwam in Nederland uit op bijna 60.000 mensen op een aantal van 6,5 miljoen inwoners. Het sterftecijfer schoot in Nederland omhoog van 13 naar 17 promille.
Wetenschappers zijn voortdurend sindsdien aan het studeren en experimenteren om een vaccin te maken om nieuwe grieppandemieën te voorkomen. Zo stelden in 2019 onderzoekers in het blad Human Vaccines and Immunotherapeutics vast, met behulp vamodernetechnologieën, dat bij herkenning van de verschijnselen er voor de doktoren tijd genoeg geweest was om al in 1916 en 1917 een vaccin te ontwikkelen dat miljoenen levens had kunnen redden. Artsen herkenden het gevaar niet omdat de medische teams in Etaples (Frankrijk) en Aldershot (Groot- Brittannië) werden misleid doordat de infectie zich daar nauwelijks verspreidde.
In 2018 werd vastgesteld dat de ziekte al in 1915 en 1916 in het noorden van Frankrijk opdook bij militairen door milde luchtwegproblemen. Wetenschappers zien deze symptomen als de voorloper van de Spaanse Griep. In die jaren 1915 en 1916 werden op jaarbasis wel 30.000 soldaten met griepverschijnselen in het ziekenhuis opgenomen. Modern onderzoek wijst uit dat alle acht genen van de H1N1-type griep – waartoe ook de Spaanse Griep behoort – in 1915/1916 ontstonden. In de eerste maanden van 1917 veranderde er iets: doktoren maken melding van honderden patiënten die aan “een ongebruikelijk dodelijke ziekte” lijden die gepaard gaat met “complexe luchtwegproblemen”. In hetzelfde jaar stuitten artsen in het zuiden van Engeland op een vergelijkbaar ziektebeeld. In beide gevallen begon het allemaal met milde symptomen, maar de situatie verslechterde heel snel, waarna zo’n 50% van de patiënten ook daadwerkelijk kwam te overlijden. Meestal stierven ze uiteindelijk aan een superinfectie, waarbij bacteriën zoals stafylokokken en streptokokken betrokken waren. Deze moderne onderzoeken wijzen verder uit dat de voorloper van het Spaanse Griepvirus in eerste instantie te vinden was onder ganzen, eenden en zwanen. Waarschijnlijk werd de ziekte via de uitwerpselen van migrerende watervogels overgedragen op mensen.
Wat waren de verschijnselen van de Spaanse griep
De verschijnselen van de griep waren: hoge koorts, hoofdpijn, spierpijn, keelpijn, duizeligheid, misselijkheid en bij het hoesten kwam een bloederig slijm mee. De patiënten bloedden uit hun neus, oren, darmen en maag. Daarbij leed men aan enorme moeheid en flauwtes. Er kwamen kleine rode plekjes op de huid en de oogbol. Symptomen waren verder roestbruine vlekken in het gezicht die steeds donkerder werden. Ze kleurden blauw, de handen en voeten werden zwart. Een delirium van de koorts met uitval van haren en tanden kwam ook voor evenals longontsteking. De borstkas zwol abnormaal op doordat de longen aangetast raakten en uiteindelijk verdronk het slachtoffer in eigen longvocht en bloed. De ziekte kenmerkte zich ook door een speciale geur. Uiteindelijk had men zelfs geen energie meer om te eten, te drinken en adem te halen.
Wie besmet raakte, takelde razendsnel af. Soms bleek de ziekte in enkele uren fataal. In Den Helder liet een matroos zijn geweer uit zijn handen vallen en zakte zo maar dood in elkaar. Andere patiënten gaven grote hoeveelheden schuimig bloed op. De lijken zagen blauw met hadden gezwollen gezichten. Het meest hardnekkige gerucht dat ten onrechte de ronde deed, was dat het geen griep was maar longpest.
Een arts in Het Gooi schreef: “Des morgens zag je ze gezond en des avonds kon je het overlijdenscertificaat tekenen”. De algemene tendens was dat de patiënt twee uur na opname al roodbruine vlekken op hun jukbeenderen had. Een paar uur later zag je al hoe de blauwzucht zich vanaf de oren over het hele gezicht verspreidde. De dood liet dan nog slechts een paar uur op zich wachten en die tijd werd gevuld met een gevecht om een paar happen lucht totdat ze stikken. Vreselijk moet dat zijn geweest.”
Zodra de patiënt ernstige neusbloedingen kreeg, was patiënt snel weer beter. Anders had de ziekte binnen enkele dagen de dood tot gevolg. De eerste patiënt werd officieel internationaal geregistreerd op 4 maart 1918 en het laatste slachtoffer stierf in maart 1920. Er waren theorieën over het ontstaan van dit virus. Zo werd er wel beweerd dat de combinatie van de 14 tot 26 vaccinaties die de naar Europa vertrekkende militairen voor oorlogshandelingen kregen toegediend de oorzaak was van deze nieuwe ziekte. Het lichaam zou overbelast zijn geraakt door deze inentingen.
Spaanse griep in Nederland
Wie aan de dodelijke ‘Spaansche Griep’ wilde ontkomen, moest zijn toevlucht nemen tot abdijsiroop. Het door de fabrikant geroemde geneesmiddel bleek echter bij nadere bestudering slechts een mengsel van suikerwater en kaneel. Het was slechts één van de vele pogingen om een slaatje te slaan uit de grote angst onder de Nederlandse bevolking.
Nederland hoopte de dans te ontspringen. Maar op 10 juli 1918 had Groningen de landelijke primeur. De ziekte was hier uitgebarsten in het kamp van geïnterneerde militairen. Honderd mannen lagen er met koorts in bed, zo meldden de verschillende dagbladen.
Een advertentie van 17 augustus 1918.
Foto van militair hospitaal. (www.historischnieuwsblad.nl)
De volgende dag werden opnieuw meldingen gedaan over zieke arbeiders, mijnwerkers en gemobiliseerde soldaten. Op deze dag was direct ook de eerste dode te betreuren. Het slachtoffer was een metselaar uit Lonneker bij Enschede die in Duitsland werkte. Hij was daar ziek geworden en overleed in de trein naar huis. Dagelijks berichtten kranten over het toenemende aantal dorpen en steden waar de griep opdook. Al gauw waren duizenden mensen besmet.
Centrale gezondheidsraad
Om een goed totaalbeeld te krijgen verzocht de Centrale Gezondheidsraad die de regering adviseerde over volksgezondheid, aan artsen om ziektegevallen te rapporteren. Daarnaast plaatstte de Raad in diverse kranten het advies om goede persoonlijke hygiëne in acht te nemen, woningen, bedrijven en scholen goed te luchten – ‘eene krachtige luchtverversching kan de smetstof verdrijven’ – en vloeren niet ‘droog op te vegen’ omdat stof in een tijd van een besmettelijke ziekte nadelige effecten zou hebben. Troepenbewegingen en oefeningen werden tot nader order afgelast. Het Nederlandse leger was gemobiliseerd vanwege de Eerste Wereldoorlog. Vooral de duizenden militairen die dicht opeengepakt in bedompte kazernes leefden, bleken bevattelijk te zijn. Zij probeerden zowel de verveling als de ziekte met drank te verdrijven. Besmette soldaten die met verlof waren – dat mocht namelijk nog wel gewoon – en terugkeerden naar hun woonplaatsen, verspreidden het virus onder de burgerbevolking.
Ondanks 98 sterfgevallen in juli had de Spaanse Griep volgens veel Nederlandse artsen ‘een goedaardig karakter’. Eind juli adviseerde de Centrale Gezondheidsraad dat er van overheidswege geen extra maatregelen nodig waren om de verspreiding van de Spaanse Griep te voorkomen. Wel adviseerde de Raad om ‘volksophoopingen’ te vermijden. Het voorstel om kermissen te verbieden werd door het kabinet Cort van der Linden doorgeleid naar alle gemeentebesturen. In die tijd waren de gemeenten namelijk verantwoordelijk voor de praktische uitvoering als het ging om volksgezondheid. Het was dus aan burgemeesters en hun lokale gezondheidscommissies om de strijd aan te gaan met de Spaanse Griep. Dat was een hele kluif, want de gezondheidstoestand in Nederland was in 1918 sowieso al zorgwekkend. Als gevolg van de oorlog was het eten op rantsoen. Iedere Nederlander had recht op slechts 200 gram brood per dag (ongeveer een kwart brood) en 300 gram vlees per week. In grotere gemeenten waren veel inwoners aangewezen op gaarkeukens. De verschillen tussen arm en rijk werden steeds groter. Vooral arbeiders waren ondervoed, slecht gekleed en armetierig gehuisvest
Eind juli bereikte het griepvirus ook de grote steden in het westen van het land. Toen de eerste alarmerende verhalen over erbarmelijke omstandigheden in drukke volkswijken in de kranten verschenen, nam gelukkig het aantal nieuwe griepgevallen in Nederland af. Na een piek van 534 sterfgevallen in augustus 1918 daalde het aantal griepdoden snel. Nederland leek het ergste achter de rug te hebben. Relatief gezien waren er weinig doden gevallen en mensen die ziek werden, konden meestal na een paar dagen hun ziekbed alweer verlaten.
Explosieve stijging
Maar in het najaar keerde de Spaanse griep in alle hevigheid terug. Ditmaal was het virus agressief en erg dodelijk. Het aantal besmettingen en sterfgevallen steeg in oktober explosief. Artsen wisten niet precies wat er aan de hand was. Ze waren wel bekend met griepepidemieën maar dit was anders. Het sterftepatroon had pieken voor baby’s en kinderen tot vijf jaar, maar jongeren van 20-24 jaar en ouderen tussen 70-74 jaar was atypisch voor griep. De Spaanse Griep veroorzaakte de meeste doden in november 1918.
Maar ook tussen januari en maart 1919 kwamen veel mensen te overlijden in vergelijking met 'gewone' jaren. Er destijds meerdere brandhaarden: bijvoorbeeld Groningen, Drenthe en Limburg en kleinere clusters in Noord-Brabant en Noord-Holland. Het bleek dat in verhouding de meeste Friezen aan de Spaanse griep stierven in de toenmalige gemeenten Achtkarspelen, Franeker, Hennaarderadeel (hoofdplaats Wommels) en Ameland.
Een verrassing was dat er in november 1918 extreem veel jongvolwassenen overleden. Bij de volgende golf in januari-maart 1919 waren het juist meer oudere mensen. In onderzoeken is ook gekeken naar het werk van de slachtoffers tussen de 18 en de 45 jaar. Onder beroepsgroepen als verpleegsters, mijnwerkers en wevers kamen relatief gezien meer mensen om het leven. Het vermoeden is dat dit komt doordat zij meestal met meer mensen in afgesloten ruimten werkten. Buitenwerkers waren er beter aan toe. Deze beroepen zijn niet op Gaasterland van toepassing
Er werd druk gespeculeerd over epidemische luchtweginfecties. Ook werd met een beschuldigende vinger gewezen naar het grootschalige gebruik van gifgassen aan het front. De lucht zou zwanger zijn van de dood. Dit alles riep grote ongerustheid op onder de Nederlandse bevolking. Was het einde der tijden nabij? Ook in Amsterdam heerste eind oktober 1918 een zenuwachtige sfeer. In de zwaarste week, die van 27 oktober tot 2 november, overleden 651 Amsterdammers. Mensen ontweken elkaar om niet besmet te raken. Diverse diensten raakten ontwricht door het grote aantal zieken, ook de Geneeskundige Dienst, de brandweer en de politie. De post ondervond grote vertraging. Diverse tramlijnen moesten tijdelijk worden stilgelegd; het stadhuis was telefonisch bijna onbereikbaar omdat veel telefonistes thuis ziek in bed lagen. De ziekenhuizen lagen vol en er was een schrijnend tekort aan medisch personeel. Het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis moest zelfs noodgedwongen de deuren sluiten omdat het aantal zieke verpleegsters simpelweg te groot was.
Experimenten en maatregelen
In de rest van Nederland was het tekort aan medisch personeel nog schrijnender. De opvang van Belgische en Franse vluchtelingen die in de laatste oorlogsweken aankwamen in het zuiden van Nederland, legde al een grote druk op het zorgsysteem. Enorme verplaatsingen van mensen in het najaar van 1918 – oorlogshandelingen, troepenverplaatsingen en vluchtelingenstromen – werkten bovendien de verspreiding van de Spaanse griep in de hand. Oververmoeide huisartsen waren dag en nacht in touw. In Drenthe, de provincie die het zwaarst werd getroffen door de Spaanse griep, duurde het soms dagen voordat artsen hun patiënten konden bezoeken. Als ze al op tijd kwamen. Vooral in Drenthe waren er duizenden vaders en moeders die twee of meer van hun kinderen verloren aan de Spaanse Griep. Als noodoplossing werden studenten die hun opleiding bijna hadden afgerond als ‘semi-arts’ het land in gestuurd. Niet dat artsen veel konden betekenen voor hun patiënten. Artsen wisten in 1918 nog niet dat griep door een virus veroorzaakt werd, laat staan hoe ze zo’n virus te lijf moesten gaan. Huisartsen adviseerden bedrust, warmte en ventilatie en schreven aspirine en hoestdrank voor om de symptomen te bestrijden.
Ook werd er druk geëxperimenteerd met diverse injecties, zoals bijvoorbeeld sublimaat, een zeer giftige kwikverbinding. Wie bezorgd was om zijn gezondheid kon naast abdijsiroop ook zijn heil zoeken bij andere dubieuze middeltjes als ‘Menthaform-ontsmettingstabletten voor mond en keel’ of mengseltjes van het kruidenvrouwtje Jacoba Maria Wortelboer uit Oude Pekela. Verder namen nogal wat mensen hun toevlucht tot een stevige borrel. Alcohol desinfecteerde immers. Verplegend personeel droeg mondkapjes, ook al betwijfelden sommigen het nut daarvan.
Ter voorkoming van besmetting werd door medici veel waarde gehecht aan isolatie van patiënten. In ziekenhuizen werden grieppatiënten op aparte zalen verpleegd en met gaasschermen afgeschermd. Verplegend personeel droeg mondkapjes, ook al betwijfelden sommigen het nut daarvan. Talloze gemeentebesturen besloten de scholen te sluiten om verdere verspreiding tegen te gaan of werden daartoe gedwongen omdat een groot deel van de leerlingen en leraren ziek was. Opvallend was dat in Amsterdam - ondanks felle ruzies in de gemeenteraad de scholen niet werden gesloten. Ook schouwburgen en bioscopen gingen op slot. In sommige gemeenten werden kerkdiensten ingekort en werden mensen met een zieke in de familie opgeroepen niet naar de kerk te komen. Desondanks steeg het aantal slachtoffers dagelijks. In november 1918 eiste de Spaanse Griep in Nederland het hoogste aantal mensenlevens. In dagbladen verschenen hele kolommen vol rouwadvertenties. In november bleken 10.645 mensen te zijn overleden aan de griep: drie keer zoveel als in de maand ervoor. Aan het begin van de pandemie kregen de doden een normale begrafenis, maar toen er zo veel mensen tegelijk stierven, werden ze in snel in elkaar getimmerde ongelakte kisten of soms zelfs slechts in een doek gewikkeld ter aarde besteld. In sommige gemeenten konden de doodgravers het werk niet meer aan en lagen er doodskisten op elkaar gestapeld op het kerkhof te wachten.
De regering keek toe
In Den Haag had de regering ondertussen andere zaken aan het hoofd. Op 11 november 1918 kwam er niet alleen met een wapenstilstand een einde aan de Eerste Wereldoorlog, maar riep SDAP-voorman Troelstra in een rokerig zaaltje in Rotterdam ook de revolutie uit in Nederland. Hij achtte de tijd rijp voor revolutie door woelige gebeurtenissen elders: de Russische revolutie en de overhaaste abdicatie van de Duitse keizer Wilhelm II, die zojuist in Nederland asiel had gevraagd. Op de Harskamp waren militairen aan het muiten geslagen. De in september aangetreden regering-Ruys de Beerenbrouck besloot het leger te ontbinden vanwege de wapenstilstand, de ontevredenheid in het leger en het toenemende aantal griepdoden onder militairen. Tegelijkertijd werden loyale legertroepen naar Amsterdam, Rotterdam en Den Haag gestuurd om de revolutie tegen te gaan. Dat bleek genoeg. Troelstra’s revolutie bleek een misrekening.
Pas op 16 november 1918 verscheen de Spaanse Griep op de radar van het kabinet. Minister van Arbeid Aalberse wees in antwoord op Kamervragen nog eens op het advies dat de Centrale Gezondheidsraad in juli al had gegeven: goede persoonlijke hygiëne betrachten, goed ventileren en bijeenkomsten vermijden.
Volgens Aalberse waren er geen maatregelen bekend die kans van slagen hadden ‘tegen een zóó besmettelijke en zich zóó snel verspreidende aandoening’.
Het enige wat de nationale overheid deed, was het verhogen van het broodrantsoen naar 280 gram, al beweerden kwade tongen dat dit vooral was om onrust te bezweren. Verder werd de zorg overgelaten aan lokale bestuurders, instellingen, artsen en verpleegsters. En hoewel het kabinet wees op het gevaar van grote bijeenkomsten, werden in het hele land bijeenkomsten georganiseerd om Troelstra’s mislukte revolutie te vieren. Op 18 november kwamen 40.000 mensen bijeen op het Malieveld in Den Haag in een strak geregisseerde pr-actie met koningin Wilhelmina en prinses Juliana.
Als klap op de vuurpijl organiseerde het kabinet onder leiding van de katholiek Ruys de Beerenbrouck op 28 november een ‘Algemeene Biddag’ vanwege de Spaanse Griep. Werkgevers kregen het verzoek om hun personeel ’s ochtends vrij te geven, zodat zoveel mogelijk mensen deel konden nemen aan dit nationale gebed.
Helft van Nederland werd ziek
In kranten kreeg de epidemie weinig aandacht door het einde van de Eerste Wereldoorlog, Troelstra’s revolutie en de daaropvolgende Oranjekoorts, door SDAP-dagblad Het Volk smalend ‘Oranjegriep’ genoemd. Verder was er weinig aandacht omdat de meeste doden in de provincies vielen, met name in de arme veenstreken. In sommige gemeenten in het zwaar getroffen Drenthe zou 10% van de bevolking aan Spaanse Griep zijn gestorven. De grote armoede, ondervoeding, zware arbeid en slechte behuizing van de veenarbeiders zouden de hoge sterftecijfers in Drenthe kunnen verklaren. Soms leefden drie gezinnen in één kamer.
In de grote steden in het westen was de sterfte juist lager dan gemiddeld. Hoewel minder hevig, ging de tweede griepgolf tot de zomer van 1919 door. Toen men dacht dat alles voorbij was, trad in 1920 een derde, mildere golf op. Daarna verdween de pandemie even raadselachtig als ze gekomen was.
In Nederland was de maatschappelijke ontwrichting groot. De Spaanse Griep had dood en verderf gezaaid. Hele gezinnen waren uit elkaar gerukt. Ouders verloren hun kinderen en omgekeerd. Veel overlevenden wilden er nooit meer over praten en ook in kranten en tijdschriften werd er bijna niet meer over geschreven. In boeken over de geschiedenis van Nederland werd de Spaanse Griep een voetnoot bij de grote gebeurtenissen van 1918.
Ook voor tijdgenoten stond ‘de windvlaag des doods’ niet op zichzelf, maar maakte hij deel uit van de algehele misère die de eindfase van de Eerste Wereldoorlog en de eerste jaren daarna begeleidde. Bij de vijftigjarige herdenking van de grootste griepepidemie aller tijden werd daarom ook wel gezegd: ‘De wereld stond in lichterlaaie. Wie had er oog voor een binnenbrand?’
Friesland en Gaasterland
In Friesland ging het er ook hevig aan toe. Leeuwarden liet de ene na de andere school sluiten. Over Joure werd op 1 november geschreven: ,,Ook hier ter plaatse heerscht de Spaansche griep verschrikkelijk. Er zijn plusminus 800 lijders. Gisteren telde de Vlecke Joure alleen 10 dooden. De christelijke school is gesloten en in beide openbare scholen ontbreken vele leerlingen. Ook in het naburige Ouwsterhaule lijden zeer velen aan de gevreesde ziekte. De helft der inwoners ligt ziek en de school is gesloten.’’ Wellicht behoorde de 15-jarige Rinke Bakker uit Sloten daar ook bij, gezien zijn jeugdige leeftijd. Waarom hij op het moment van overlijden in Joure was, is niet bekend.
De griep moet erg geweest zijn in de Zuidwesthoek van Friesland en dus ook in Gaasterland. In Bakhuizen werd op 14 december 1918 de openbare lagere school gesloten omdat 95 van de 124 leerlingen ziek thuis waren. Zouden de geïnterneerde Belgische militairen in Rijs en Oudemirdum dit hier naartoe gebracht hebben, vroeg menigeen zich af. Maar de meeste Belgen waren eind 1917 alweer vertrokken dus hun aandeel in de verspreiding van de ziekte is onwaarschijnlijk. De school van Harich sloot ook tijdelijk haar deuren omdat er nog maar 18 leerlingen waren. Burgemeester en wethouders gaven toestemming om tot 4 januari 1919 de school te sluiten. Dit was de einddatum van de Kerstvakantie.
De gemeente betaalde eenmalig een extra school- en leermiddelenschoonmaakbeurt om de lagere school in Balk te ontsmetten. Oeke van Dijk uit Balk kreeg hiervoor f. 11,30 uitbetaald (vijf euro). Toen de hoofden van de christelijke en openbare Balkster lagere school op 8 februari 1919 het college van Burgemeester en Wethouders nog eens om een grondige ontsmetting vroegen vanwege de veelvuldige heersende difteritis, werd dat door het college afgewezen vanwege het weinige te verwachten effect. Zij vonden het niet nodig “aangezien de schoolkinderen toch gedurig op straat in elkanders nabijheid verkeeren”.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek publiceerde in februari 1919 dat drie kleine gemeenten in Friesland het ergst getroffen waren in december 1918: Gaasterland, Stavoren en Hemelumer Oldephaert en Noordwolde. Landelijk was Oudega/Kolderwolde samen met Amsterdam en Echtenerbrug qua aantal slachtoffers op het totale aantal inwoners één van de zwaarst getroffen gebieden. Schoolmeester Hendrik Twerda uit Bakhuizen beschreef welke personen in Bakhuizen en omgeving het meest getroffen werden door de Spaanse Griep: “Het waren meestal de sterksten die stierven. Mensen die in de kracht van hun leven stonden en eigenlijk nog nooit ziek waren geweest”.
Cijfermatig lag het sterftecijfer in 1918 ten opzichte van het gemiddelde aantal overledenen over de periode 1908-1928 in de toenmalige gemeente Hemelumer Oldephaert en Noordwolde ca. 20% hoger, voor heel Friesland ca. 40% hoger en voor Oudega/Kolderwolde bijna 300% hoger. Opvallend waren ook de verschillende aantallen sterftegevallen in naburige dorpen. Zo stierven er in de maanden december 1918 en januari 1919 twaalf personen in Oudega/Kolderwolde aan de Spaanse Griep en in het naburige dorp Nijega/Elahuizen “slechts” drie personen.
Er is een verhaal in omloop dat er in Oudega vijf van de zes begrafenisdragers aan de Spaanse Griep binnen een week zijn overleden. In Nijemirdum waren er zes slachtoffers en in Oudemirdum één persoon. In Sondel geen doden, in Ruigahuizen en Wijckel twee, in Sloten drie, Harich vijf, Mirns, Rijs en Bakhuizen tien en in Balk twaalf personen. In Sloten gaf men als oorzaak dat het stadje door water was afgesloten.
Het is niet te verklaren waarom in het gezin van Feike Mulder en Antje de Groot uit Nijemirdum al hun drie jonge kinderen zijn overleden en de ouders in leven bleven. Dit is tegenstelling tot het gezin van Jelle Wildschut en Tjitske de Boer uit Oudega waar beide ouders overleden en de drie jonge kinderen als wees achterbleven. Was het in Nijemirdum bij de familie Mulder een in-en-intriest gebeuren, dan was het in Koudum nog erger waar in het gezin van veehouder Joeke de Lange en Willemke de Lange-Vogelzang binnen een week vier jonge kinderen overleden. In dit gezin werden tussen 1906 en 1926 dertien kinderen geboren waarvan er vier overleden aan de Spaanse Griep en misschien nog wel een vijfde. Op 27 november 1918 overleed hun half jaar oude zoontje Foeke en hun 1 jaar oude dochter Harmke. Een dag later overleed dochter Geertje van 5 jaar en de 3-jarige zoon Petrus overleed op 1 december 1918. Op 22 juni 1919 werd weer een Geertje geboren maar deze overleed 8 maanden later op 28 februari 1920. Dit was de periode waarin de laatste slachtoffers vielen ten gevolge van de Spaanse Griep.
Het gezin van Joeke en Willemke de Lange; achter v.l.n.r.: Johannes, Froukje, Auke en Gerlof. Voor v.l.n.r.: Geertje, Joeke de Lange, Harmke, Petrus, Willemke Vogelzang en Marie. Foto ontvangen van Herman Melchers te Bakhuizen met dank aan Durk de Lange te Leeuwarden voor de namen. Met dank aan www.historischkoudum.nl
SOCIALE GEVOLGEN
Opvallend is dat in Oudega/Kolderwolde drie jonge mannen “van boerenbedrijf” overlijden die als zoon voorbestemd waren de boerderij van de ouders over te nemen. Alle drie beroepsmatig sterke mannen. Een wetenschappelijke verklaring is destijds gegeven dat vooral jonge mensen werden getroffen die nog geen virussen of andere ziektebeelden hadden opgelopen.Jonge mensen die al een ziekte in hun jeugd achter de rug hadden, hadden weerstand opgebouwd. Wat waren de gevolgen groot als iemand met een bedrijf kwam te overlijden.
De weduwe van Age van der Goot uit Wijckel moest met zes kleine kinderen het boerenbedrijf verder voortzetten in tijden dat er nauwelijks sociale voorzieningen waren. De weduwe van manufacturier Jan Leo van Hout uit Balk bleef achter met drie kleine kinderen terwijl ze van het vierde kind in verwachting was.
Het echtpaar Jelle Wildschut en Tjitske de Boer uit Oudega lieten drie kinderen na in de leeftijd van 8,10 en 12 jaar. De opvang moest geregeld worden en hoe zou het de kinderen emotioneel vergaan?
Veehouder Hijlke Albada en Antje Landman uit Oudega hadden tien kinderen. Nadat zoon Tjietje was overleden stierf de 50-jarige veehouder en bleef de moeder alleen achter op het bedrijf met de 9 kinderen. Zij stierf al op 61-jarige leeftijd.
In het gemeentearchief van Gaasterland is een lijst aanwezig van lijders aan de Spaanse Griep. Na 25 januari 1919 is men gestopt met het bijwerken. B=Balk; H=Harich; S=Sondel,R=Ruigahuizen; MB=Bakhuizen, Mirns en Rijs;W=Wijckel, NM=Nijemirdum en OM= Oudemirdum.
Naam en Voornaam | Plaats | Oud | M/V | Ziekte | Aangifte | Einde | Noot |
Baukema, Foekjen | NM35 | 9 j | V | difteritis | 12-2-1918 | ||
van Midlum, Elisabeth | NM66 | 17 j | V | idem | 18-2-1918 | 20-3-1918 | hersteld |
Vissser, Bokke | MB211 | 26 j | M | idem | 20-2-1918 | 31-3-1918 | idem |
Baukema, Jacob | NM35 | 2 j | M | idem | 6-3-1918 | 23-3-1918 | idem |
Samplonius, Gerardus | B46 | 11 j | M | idem | 20-3-1918 | 4-4-1918 | idem |
Boomsma, Kerst | MB230 | 15 j | M | roodvonk | 5-9-1918 | 3-10-1918 | idem |
Wortman, Aukje | B298 | 15 j | V | difteritis | 12-10-1918 | 18-10-1918 | |
Wortman, Hendrik | B298 | 12 j | M | idem | 12-10-1918 | 18-10-1918 | |
Wortman, Douwe | B298 | 8 j | M | idem | 12-10-1918 | 18-10-1918 | |
Wortman, Sijke | B298 | 7 j | V | idem | 12-10-1918 | 18-10-1918 | |
Wortman, Susanna | B298 | 4 j | V | idem | 12-10-1918 | 18-10-1918 | |
Wortman, Fokje | B298 | 27 j | V | idem | 12-10-1918 | 18-10-1918 | |
Louwsma, Frederik | R14 | 6 j | M | idem | 15-10-1918 | 10-12-1918 | |
Schotanus, Johannes | B239 | 9 j | M | idem | 15-10-1918 | 11-1-1919 | |
Schotanus, Jacob | B239 | 4 j | M | idem | 30-10-1918 | overleden | |
Jaarsma, Harmen | B284 | 4 j | M | idem | 7-11-1918 | 17-12-1918 | |
de Vos, Idskje | B197 | 12 j | V | idem | 14-11-1918 | 10-12-1918 | |
Miedema, Sjoerd | B300 | 11 j | M | idem | 16-11-1918 | 7-12-1918 | |
Venema, Elisabeth | B117 | 6 j | V | idem | 21-11-1918 | 17-12-1918 | |
Otten, Roelof | B269 | 8 j | M | roodvonk | 23-11-1918 | 4-1-1919 | |
Otten, Roelof | B269 | 8j | M | difteritis | 6-1-1919 | 24-1-1919 | |
Schotanus, Berber | B239 | 6 j | V | difteritis | 26-11-1918 | 11-1-1919 | |
Slippens, Lolle | B92 | 10 j | M | idem | 30-11-1918 | 9-1-1919 | |
de Graaf, Mieke | H6 | 3 j | V | idem | 3-12-1918 | 18-1-1919 | |
de Vries, Sjoerd | OM 87 | 11 j | M | idem | 4-12-1918 | 25-1-1919 | |
van der Meulen, Paulus | NM 77 | M | roodvonk | 6-12-1918 | 6-1-1919 | ||
Slippens, Ymkje | B 92 | 6 jr | V | difteritis | 6-12-1918 | 9-1-1919 | |
Veltman, Arjen | NM 81 | 7 jr | M | roodvonk | 6-12-1918 | 25-1-1919 | |
Veltman, Romkje | NM 81 | 4 jr | V | roodvonk | 6-12-1918 | 25-1-1919 | |
Stoffelsma, Pietertje Grietje | B340 | ||||||
Kuperus, Kornelis Rudolf | B241 | ||||||
de Graaf, Wobbigje | H68 | ||||||
Haarsma, Trijntje | H54 | ||||||
de Jong, Ottje | Balk | ||||||
Haantjes, Albertje | H143 | ||||||
Wagenaar, Annigje | B124 | ||||||
op de Hoek, Martentje | S59 | ||||||
Doele, Bontje | B10 | ||||||
Sijbrandij, Kerst | R25 | ||||||
de Jager, Jan | B159 | ||||||
Dijkstra, Sietske | B286 | ||||||
Eisma, Nolle | B59 | ||||||
Cannegieter, Tijs | B343 | ||||||
Visser, Truike | B124j | ||||||
de Jong, Geertje | R40 | ||||||
Salverda, Maria Catharina | B96 | ||||||
van der Goot, Marten | W50 | ||||||
Weerman, Ruurd | B327 | ||||||
de Jong, Sieuwke | MB202 | ||||||
Huisman, Grietje Lolkje | B53 | ||||||
Otten, Baukje | B269 | ||||||
de Boer, Jetske | B261 | ||||||
Hilverda, Wijbe Sjoerd Klaas | W4 | ||||||
Slippens, Dieuwke | R23 | ||||||
Dijkstra, Marten | B108 | ||||||
Slippens, Hendrikus | B92 | ||||||
Hettinga, Rein | B66 | ||||||
Hoekstra, Ynskjen | W3 | ||||||
Koelstra, Elisabeth | B197 | ||||||
Folkertsma | MB | ||||||
Faber, Freerk | W6 | ||||||
de Vries, Fimme | MB187 | ||||||
Stegenga, Durk | Schip | ||||||
de Vreeze, Broer | B232 | ||||||
de Kroon, Jan | MB257 | ||||||
Piersma, Harmen | Schip |
INIVIDUELE INFORMATIE
In de burgerlijke stand van de gemeente Gaasterland was het gemakkelijk zoeken naar slachtoffers van de Spaanse Griep. De ambtenaar van de Burgerlijke Stand had de doodsoorzaak van iedere aangifte in potlood aan de kant van de akte geplaatst. Daartoe was geen enkele officiële verplichting in de Wet opgenomen, maar hij deed dat op eigen initiatief. Kennelijk schreven de doktoren de doodsoorzaak destijds nog in hun overlijdensverklaring die nodig was voor de aangifte. Waarschijnlijk zat de verklaring in een gesloten enveloppe. Ook konden de aangevers de doodsoorzaak niet hebben opgegeven omdat alles in het Latijns genoteerd was.
ANNE WEERSMA
Op 18 juni 1918 overleed de bijna 2-jarige Anne Weersma uit Mirns en Bakhuizen. Hij was 2 juli 1916 als jongste van de 8 kinderen geboren uit het huwelijk van Wijbren Weersma, koetsier van beroep en van Antje Haga. Naast de overlijdensakte was in potlood als doodsoorzaak geschreven: “Onbekend ZG)”. Het is niet bekend wat die aantekening ZG betekend. Binnen de familie Weersma is altijd gezegd dat het Spaanse Griep moet zijn geweest maar officieel kan dit niet worden gesteld. Wel geeft deze aantekening aan dat de doktoren de ziekteverschijnselen nog niet eerder hadden gezien.
IEBE VAN DER HEI
Al op 3 augustus 1918 overleed de ongehuwde 21-jarige Iebe van der Hei uit Sloten aan de Spaanse Griep. Die oorzaak is in de familie doorverteld. Iebe was op 10 maart 1897 in Nijega gemeente Smallingerland geboren. Zijn ouders waren Gerrit van der Hei, schipper van beroep en zijn moeder was Arendje Deinum. In de overlijdensakte staat als beroep van Iebe dat hij schippersknecht is. Iebe is in militaire dienst geweest en daarvan is een foto bekend. Op het kerkhof bij de kerk in Sloten is hij begraven. Zijn ouders hadden geen geld om een grafsteen te plaatsen. De Christelijke jongelingsvereniging “Uw Koninkrijk Kome” uit Sloten heeft daarvoor in de plaats een soort trommel met bloemen erin geplaatst op het graf zodat men het graf terug kon vinden. In het kinderrijke gezin van de op 16 mei 1896 in Balk getrouwde Gerrit van der Hei en Arendje van der Hei–Deinum zijn negen kinderen geboren waarvan Iebe de oudste was. Door het schippersberoep zijn de kinderen niet in dezelfde plaats geboren. Iebe (1897) in Nijega (Small); Heintje (1898) in Nijega (Small); Pieter (1900) in Wijckel; Hiltje (1903) te Leeuwarden in het schip; Fetje (1905) in Wijckel; Antje (1907) in Leeuwarden het schip aan de Emmakade NZ; Teatske ( 1909) in Sloten; Geertje (1911) in Smallebrugge en de jongste werd Lolle op 18 april 1914 in Harlingen maar hij overleed op 8 november 1914 in Franeker.
IEBE VAN DER HEI zit in de middelste rij als 2e van links. De foto is gemaakt in 1917.
Foto is afkomstig van Hilly Jongsma uit Balk.
JAN JAARSMA
Op deze foto staat het gezin van Arend Beerends Strak, (geboren in 1868, in Oudemirdum, overleden in 1946, in Nijemirdum) en Rinske Hanses Boersma, (geboren in 1877 in Hooibergen, overleden in 1939, in Sondel) met hun dochters Sjoerdtje Strak, geboren in 1903 in Sondel (links) en Tiete Strak, geboren in 1894 in Oudemirdum (rechts).
Foto uit de Balkster Courant van Tiete Gerritsma-Bangma
Arend Strak was veehouder in Sondel, nu Sondelerleane 3 in Sondel. Tiete Strak trouwde met Jan Durks Jaarsma op 25 april 1918 in Balk. Al na bijna 4 maanden stierf Jan Jaarsma op 15 augustus 1918 aan de Spaanse Griep in Gaasterland. Tiete is later met de broer van Jan, Gerben Durks Jaarsma, getrouwd. Gerben was veehouder in Nijemirdum, op het "Jachthuis". Sjoerdtje trouwde met Sjirk Uilkes Bangma. Sjirk was veehouder, ook nu, Sondelerleane 3 in Sondel”.
GERRITJE SIBBELES DE BOER
Het was 31 juli 1867 toen Gerritje (roepnaam Gjetsje) de Boer in Mirns en Bakhuizen werd geboren. Haar ouders waren veldwachter Sibbele Annes de Boer en Popkjen Bottes Schotanus. Gerritje is ongehuwd gebleven en was naaister van beroep in M&B 179. Zij gaf ook naailes aan meisjes in haar huis en was handwerkjuffrouw op de staatsschool in Bakhuizen. Gerritje overleed 51 jaar oud aan de Spaanse Griep op 5 oktober 1918. Zij woonde samen met haar oudere ongehuwde broer Jan de Boer (nummer118), geboren op 21 februari 1853 die 5 maanden later overleed ten gevolge van de Spaanse Griep op 19 februari 1919.
Foto uit archief Twerda. De namen zijn:
v.l.n.r. boven: Wypkje Bouma; Betse Bosma; Tet Bremer; ???, Hinne Folkertsma; Rinkje Mous.v.l.n.r. onder: Fetsje Folmer;
Gerritje de Boer; Johanna Deden en Hinke Tjalma.
MARIJKE JOHANNES NAGELHOUT
Op 18 oktober 1868 werd Marijke in Mirns en Bakhuizen geboren waar zij op 14 oktober 1918 kwam te overlijden door de Spaanse griep. Zij woonde toen samen met haar broers Jan (1872-1949) en Jouke Nagelhout (1870-1955) die boer waren op it Wytlân in Bakhuizen. Beide broers staan ook te boek als eigenaar van de zeilende 4 tons Jol “De Twee Gebroeders”. De haring en ansjovis, die in het vroeger voorjaar de Zuiderzee intrekt, schiet graag kuit in het ondiepe water voor de Gaasterlandse kust. Er is dan wat te verdienen voor de beide broers als gelegenheidsvissers. De vis werd afgeleverd bij “De Hang” in Laaxum. Marijke, Jan en Jouke waren kinderen uit het huwelijk van Johannes Berends Nagelhout (1822-1885) en Geeske Berends Ooyers Folmer (1830-1901).
Foto H.Twerda. Dit is de vader van Marijke.
Met 3 anderen speelde hij accordeon op feesten en partijen.
LIJKELE LANDMAN
Op 2 november 1918 overleed in Zwolle de op 4 december 1892 in Kolderwolde geboren Lijkele (Liekele genoemd) Landman. Hij was bijna 26 jaar, ongehuwd en landbouwer in Kolderwolde. Voor zover bekend was hij de eerste uit de omgeving van Kolderwolde, Oudega en Elahuizen die door deze griep kwam te overlijden. Zijn vader (onzeker) en zijn broer Wybe zijn nog op ziekenbezoek geweest in Zwolle. Lijkele lag toen nog op de grond in het stro. Voor zijn ouders Anne Wybrens Landman en Ruurdje Lykles Wierstra was het een harde klap omdat Lijkele bestemd was om de ouderlijke boerderij over te nemen. Zij hadden geen interesse meer in de boerderij en de moeder werd zelfs "licht in het hoofd". In 1919 lieten ze een rentenierswoning bouwen in Koudum waar ze zijn gaan wonen. Zoon Wybe "moest" de boerderij overnemen, maar het was niet gebruikelijk dat een "frijfeint" alleen op de pachtboerderij kwam (laat staan ging samenwonen in die tijd). Wybe (23 jaar) is daarom eerder dan gepland met Lolke Nauta (23 jaar) op 30 mei 1919 in Koudum getrouwd. Lijkele werd begraven op de kerkelijke begraafplaats in Oudega. Lijkele had 2 broers en 2 zusters: Wybren geboren 6 februari 1889, Ibeltje, geboren 3 februari 1891, Wybe, geboren 11 februari 1896 en Hendrikje, geboren 24 maart 1903
Grafsteen in Oudega. Foto gemaakt in 2013.
JANTJE DE BOS
In Nijehaske werd op 29 mei 1892 Jantje de Bos geboren. De geboorteaangifte werd gedaan door haar vader Frans de Bos die arbeider van beroep was. Haar moeder was Pietje Wiersma. Jantje de Bos overleed ongehuwd op 12 november 1918 te Balk, 26 jaar oud. Influenza (Spaanse griep) werd als doodsoorzaak door de arts opgegeven.
Op 18-jarige leeftijd was zij als dienstbode in betrekking getreden bij slager Taco Engelberts Salverda die aan het adres Van Swinderenstraat 56 in Balk woonde.
CORNELIS OTTEN
De ongehuwde predikant in Oudega, Cornelis Otten, geboren 21 juli 1887 in Nigtevecht, overleed 14 november 1918 bij zijn moeder Aaltje Otten – Post in Nigtevecht. Zijn overlijden was enkele dagen nadat hij bij de begrafenis van zijn broer was. Begrafenissen werden niet altijd bijgewoond uit angst voor contactbesmetting. Het zou dus kunnen dat de dominee hiervan het slachtoffer is geworden.
ANTJE DE ROEST
Op 15 november 1918 overleed de 22-jarige dienstbode Antje de Roest in Balk aan de Spaanse griep. In Hemelum was zij op 14 december 1895 geboren waar schoenmaker Hendrik Baukes de Roest haar vader is en Jetske Kuiper haar moeder. Vader Hendrik koopt in 1916 een pand aan de Harichsterzijde in Balk waar hij een schoenmakerij begint. De ouders vertrekken van Hemelum naar Balk maar Antje gaat eerst niet mee. Maar op 14 mei 1918 komt zij toch ook naar Balk voor een dienstbetrekking.
ANTJE HARMENS KONST
Op 15-jarige leeftijd overleed op 20 november 1918 de op 29 april 1903 geboren Antje Harmen Konst. Zij overleed aan de Spaanse griep in haar geboorteplaats Mirns en Bakhuizen. Haar ouders waren fabrieksarbeider Harmen Jans Konst en winkeliersche Ester Johannes Postma. Zij waren op 24 mei 1902 in Balk getrouwd en woonden in Mirns en Bakhuizen MB210. Het ouderlijk gezin had meerdere malen een kind al jong moeten missen. Van de zeven kinderen zijn er vier jong overleden. Antje was de oudste geweest. Daarna kwam Jan, geboren op 18 juni 1904 en winkelman van beroep, Johannes, geboren op 16 maart 1906 maar drie maanden later alweer overleden op 30 juni 1906. Geeske was de volgende op 19 maart 1907. Op 13 mei 1909 werd weer een Johannes geboren.
Andries werd op 16 maart 1911 geboren en als laatste Pieter, geboren 20 februari 1913, allen in Mirns en Bakhuizen geboren. Toen haar broertje Andries overleed op 19 februari 1918 en haar zusje Geeske op 18 november 1920 werd van beiden gezegd dat zij aan de Spaanse griep zijn overleden. In de literatuur is geschreven dat het eerste Spaanse griepgeval bekend is geworden op 4 maart 1918 in Amerika en dus kan zij niet hieraan zijn overleden. Andries overleed aan het einde van 1920 en volgens de literatuur was eind 1919 de Spaanse griep verdwenen.
HENRI DUHOUX
In het Belgische interneringsdepot in Rijs overleed op 22 november 1918 Henri Duhoux, 37 jaar en van beroep fabrieksarbeider. Hij was afkomstig uit La Louvrière. Zijn echtgenote was Flore Marie Danniau. De doodsoorzaak was Spaanse Griep volgens Dokter Hattink uit Wijckel. Hij was arts voor de Belgen omdat hij de Franse taal beheerste.
JACOB VAN ZWOL
's Nachts om één uur is de bijna vijf maanden oude baby Jacob van Zwol op 25 november 1918 overleden in Kolderwolde. Hij was een zoon van arbeider Meint van Zwol, geboren 16 december 1875 in Terwispel en van Trijntje de Jong, geboren 9 februari 1883 in Langezwaag. Bij het huwelijk op 6 juli 1905 in Beetsterzwaag verklaarden de ouders van de bruid dat zij niet konden schrijven omdat ze dat niet geleerd hadden. Jacob had 2 broers en 3 zuster: Akke, geboren 24 september 1905, Pietje, geboren 25 april 1907, Bauke, geboren 16 februari 1909, Wietske, geboren 19 maart 1913 en Wietze, geboren 16 januari 1915. Na het overlijden van Jacob werd er bijna 15 maanden later opnieuw in dit gezin een zoon Jacob geboren op 18 februari 1920 in Kolderwolde. Als laatste werd Martha geboren op 30 april 1923 in Oudega.
JOHANNES HENDRIKS DE JONG
In Hemelum werd op 5 mei 1879 Johannes Hendriks de Jong geboren als zoon van arbeider Hendrikus Johannes de Jong en Regina Willems Meijer. Johannes werd werkman en trouwde op 20 mei 1910 in Koudum met Johanneske Rinkes van der Zee, geboren op 3 november 1882 in Mirns en Bakhuizen. Geschiedenisschrijver Hendrik Twerda uit Bakhuizen heeft het overlijden van Johannes de Jong beschreven omdat Johannes de commandant was geworden van de Bijzondere Vrijwillige Landstorm (B.V.L.) afdeling Bakhuizen. Dat had hij te danken aan het feit dat hij korporaal was geweest tijdens zijn dienstplicht. Deze spontaan gevormde groep had zich in Den Haag gemanifesteerd bij een dreigende revolutie met het doel om het Koninklijk Huis te onderwerpen. Twerda schrijft: (vertaald uit het Fries) “Bij vertrek op 17 november naar Den Haag had commandant Johannes de Jong zich al niet fit gevoeld. Bij aankomst in Den Haag werd hij ziek maar wilde met al zijn vrienden naar huis. Terug in Bakhuizen op 20 november was hij als een dronken man naar huis gelopen. Het bleek de Spaanse griep te zijn geweest waaraan hij – na een longontsteking – op 27 november 1918 is overleden.
Nummer 1: Sjoerd Galama; 2. Andries Konst; 3. Pieter Folmer; 4. IJpke Huisman; 5. Hendrik Nagelhout; 6. Johannes van der Zee; 7. Hans Huisman; 8. Johannes de Jong; 9. Sjoerd Melchers en 10. Johannes Bearnts Nagelhout.
Het bijzondere aan deze foto is dat Johannes de Jong hier al aan de Spaanse griep moet lijden. Troelstra had immers op 12 november 1918 gesproken over een voorgenomen revolutie. Vanaf 14 november werden mannen gevraagd om voor de B.V.L. te dienen en op 17 november vertrokken deze tien mannen uit Bakhuizen naar Den Haag. De foto moet gedurende deze dagen zijn genomen. Pastoor Eiberssen uit Sneek is een van de gangmakers van de Friese mobilisatie van de Bijzonder Vrijwillige Landstorm.
Eiberssen schreef een ingezonden stuk in “De Tijd”. “…Johannes de Jong laat in armoede een vrouw na met drie kinderen, waarvan het oudste zeven jaar is. Als een der vurigste soldaten nam hij het zich ten plicht U en het Land te helpen. Is het nu onze plicht niet zijn gezin bij te staan?”
De weduwe Johanneske van der Zee is een dochter van werkman Rinke Martens van der Zee en Antje Sijbrens Reitsma. Zij moet nu verder met drie kleine kinderen. De oudste is Antje de Jong, geboren 24 april 1911 in Hemelum. Dan wordt Hendrikus op 26 september 1912 geboren en daarna Regina op 17 maart 1916 maar die overleed alweer op 28 juni 1916, Op 9 december 1917 krijgt het echtpaar weer een dochter en zij weer Regina genoemd.
De laatste drie kinderen zijn in Mirns en Bakhuizen geboren. Doordat haar man Johannes de Jong als kostwinners was weggevallen, zorgt zij nu als broodventster voor het financiële inkomen van het gezin.
HET GEZIN VAN FEIKE MULDER EN ANTJE DE GROOT
2 Korintiërs 5:1.: Want wij weten, dat indien de aardse tent, waarin wij wonen, wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben, in de hemelen, niet met handen gemaakt, een eeuwig huis.
Job 1: 21b.: De Here heeft gegeven, de Here heeft genomen, de naam des Heren zij geloofd.
Gerrit en Aaltje Mulder werden op 2 december 1918 in Nijemirdum begraven is resp. grafruimte J.13 en J.14. Zwaantje Mulder kwam 6 december 1918 op het kerkhof in Nijemirdum in grafruimte J.15. Vader Mulder kocht direct de grafruimten J.16 en J.17 er bij voor hem en zijn vrouw.
Dit echtpaar Mulder – de Groot uit Nijemirdum werd binnen vijf dagen getroffen door de Spaanse griep van drie kleine kinderen aan het einde van 1918.
Feike Mulder was op 28 maart 1882 in Nijemirdum geboren als zoon van Gerrit Gerbens Mulder, van boerenbedrijf, en van Zwaantje Feikes de Jong. Zijn beroep staat omschreven als boerenknecht in Nijega en als zodanig bij Wander Tuinier in Oudemirdum. In het gemeentelijk bevolkingsregister 1920-1930 is hij veehouder maar bij het overlijden van zijn kinderen aan de Spaanse griep is hij melkrijder. Hij overleed op 11 februari 1962 in Nijemirdum.
Feike Mulder trouwde op 11 mei 1907 in Workum met Antje de Groot, geboren op 21 juli 1879 in Burgwerd. Zij was de dochter van Lolke de Groot, slager van beroep en van: Aaltje Sijpersma. Haar vader was bij het huwelijk van Antje aanwezig maar zijn vrouw niet want zij was op 18 januari 1898 in Burgwerd overleden. Antje de Groot overleed op 23 oktober 1970 in Bolsward. Het beroep van Antje de Groot was bij huwelijk dienstmeid in Workum. Feike en Antje hebben elkaar ontmoet in It Heidenskip waar ze beiden bij dezelfde boer in dienst waren.
Het gezin behoorde tot de Gereformeerde Kerk en woonde in Nijemirdum op het adres NM133 dat later administratief werd gewijzigd in De Hege Bouwen 16 in Nijemirdum.
In dit huwelijk werden vier kinderen geboren.
Gerrit Mulder, geboren op 21 december 1909 in Workum. Hij overleed in Nijemirdum op 28 november 1918 (8 jaar oud) om 13.00 uur.
Aaltje Mulder, geboren op 20 juli 1912 in Nijemirdum. Zij overleed in Nijemirdum op 29 november 1918 (6 jaar) om 23.00 uur.
Zwaantje Mulder, geboren op 18 december 1916 in Nijemirdum. Haar overlijden is op 3 december 1918 (2 jaar) om 8 uur.
Gerrit en Aaltje Mulder werden samen op 2 december 1918
Ruim 10 maanden na dit drievoudige kinderenverlies, werd in dit gezin op 16 oktober 1919 in Nijemirdum het vierde kind geboren met opnieuw de naam van Gerrit Mulder (zie foto). Hij overleed op 90-jarige leeftijd op 6 januari 2010 in Tjerkwerd. Op 8 december 1949 was het huwelijk in Balk met Klaske Deinum, geboren op 2 augustus 1922 in Sondel. Zij stierf op 25 april 2007 in Bolsward.
De foto met moeder, Gerrit en Aaltje stond altijd op de schoorsteenmantel bij vader en moeder Mulder. Vader Mulder speelde vroeger op de trekharmonica maar na het overlijden van zijn drie kinderen heeft hij nooit meer gespeeld. De foto is beschikbaar gesteld door kleinzoon Feike Mulder aan zijn neef Doede Deinum uit Sondel.
ALPHONSUS FAES
De 34-jarige Alphonsus Faes zat in het Belgische interneringsdepot te Rijs waar hij op 2 december 1918 door de Spaanse griep komt te overlijden. Zijn beroep was metselaar geweest en hij was afkomstig uit Morckhoven. Henrica Antonia Deckers was zijn echtgenote.
BEREND DE VRIES
Berend de Vries stierf op 3 december 1918 in Kolderwolde aan de gevreesde ziekte, 66 jaar oud. Hij was daar geboren op 24 maart 1852 als zoon van Hans Johannes de Vries en Elisabeth Hilberts ten Hoeve. Op 1 mei 1887 trouwde Berend de Vries in Hindeloopen met Sjutje ( of: Sjoerdje) de Boer, geboren op 14 januari 1843 in Koudum en op 30 maart 1899 in Zaandam overleden. Zij was een dochter van Douwe Lykles de Boer en Jetske Sierks Brouwer. Voor zover bekend is dit huwelijk kinderloos gebleven.
Bij huwelijk was Berend slachter en in zijn overlijdensakte is hij als arbeider beschreven. In zijn overlijdensakte is vermeld dat hij weduwnaar was van Sjutje de Boer maar een overlijdensakte van haar is in Friesland niet te vinden.
JAN JACOB HUITEMA.
Op 5 december 1918 om 13.00 uur is in Oudega de op 11 september 1887 in Oudega geboren postbode Jan Jacob Huitema overleden. Hij had een rijwielzaak. Op 30 december 1918 stond de advertentie in de krant dat het boelgoed van de rijwielzaak verkocht zou worden.Zijn ouders waren verver Uilke Huitema en Akke de Jager. Jan Jacob was op 10 mei 1912 in Koudum getrouwd met Akke Jagersma, geboren 6 mei 1887 in Nijega (nu It Heidenskip). Feike Jans Jagersma was haar vader en Jacoba Wiebes Ploegstra haar moeder. De echtgenote van Jan Jacob Huitema overleed drie dagen later op 8 december 1918 in Oudega. Uit het huwelijk bleef een dochter als wees achter:
Jacoba Feikje Huitema, geb. 6 juli 1913 te Oudega (HON), overleed 4 april 1993 te Rutten, 79 jaar, trouwde 18 apr. 1935 met Stoffel van Rijs, geb. 2 maart 1910 te Broek (bij Joure), zoon van Stoffel van Rijs en Uilkje van der Gaast. Hij overleed 23 maart 1964 te Rutten, 54 jaar. (begraven in Emmeloord). Er werden zes kinderen geboren waarbij beide slachtofferouders zijn vernoemd.
ANNA (ANNIE) OFFRINGA
Bij haar overlijden op 5 december 1918 om 21.00 uur was de ongehuwde en 28-jarige Anna Offringa, onderwijzeres aan de openbare lagere school in Oudega. Zij was op 4 december 1890 in Hoorn geboren en in 1909 in Oudega benoemd.in Hoorn geboren. Haar vader was Eijte Offringa, muziekhandelaar en haar moeder was Tjetske Bosma. Bij haar overlijden woonde de vader in Hoorn en de moeder was overleden. Catharina Stoffelsma plaatste een rouwadvertentie voor haar beste vriendin die na een kortstondige ziekte was overleden.
HENRICUS MONDELAERS.
De 26-jarige mijnwerker Henricus Mondelaers wordt op 6 december 1918 slachtoffer van de Spaanse griep in het Belgische interneringsdepot in Rijs. Hij was gehuwd met Regina Juliana Seigers en kwam uit Wandre.
RINSKJE GROUWSTRA
In Ruigahuizen werd op 27 juli 1892 Rinskje Grouwstra geboren uit het huwelijk van Gerben Grouwstra, arbeider en Siementje Vlink. Zij trouwde op 11 mei 1918 in Gaasterland met Hendrik Wildschut uit Oudega waar hij op 9 mei 1892 was geboren. Zijn ouders waren kuiper Louw Wildschut en Ids Duiker. Maar na bijna 7 maanden huwelijk overlijdt zij op 6 december 1918 in Oudega aan de gevreesde ziekte. Hendrik Wildschut hertrouwt 29 april 1926 in Balk met Wiebrig Haringsma, geboren op 10 augustus 1890 in Harich. Zij was een dochter van Rein Haringsma en Trijntje Kingma.
Hendrik was koemelker van beroep. Voor zover bekend zijn uit beide huwelijken geen kinderen geboren.
HENRI CASSEAU
De ongehuwde Henri Casseau overleed op 7 december 1918 in het Belgische interneringsdepot in Rijs op 33-jarige leeftijd. Hij kwam uit Gossoncourt en had geen beroep gehad. De Spaanse griep werd voor hem genoteerd als doodsoorzaak.
AKKE JAGERSMA
Bijna drie dagen na het overlijden van haar man Jan Jacob Huitema komt er op 8 december 1918 om 02.00 uur een eind aan het leven van de 31-jarige Akke Jagersma in Oudega. Er bleef een dochter als wees achter:
Jacoba Feikje Huitema, geb. 6 juli 1913 te Oudega (HO), overleed 4 april 1993 te Rutten, 79 jaar, trouwde 18 apr. 1935 met Stoffel van Rijs, geb. 2 maart 1910 te Broek (bij Joure), zoon van Stoffel van Rijs en Uilkje van der Gaast. Hij overleed 23 maart 1964 te Rutten, 54 jaar. (en begraven in Emmeloord). Er werden zes kinderen geboren waarbij beide slachtofferouders zijn vernoemd.
JELLE WILDSCHUT
Ook op 8 december 1918 - en ook in Oudega - komt om 20.30 uur de 39-jarige arbeider Jelle Wildschut (geboren 28 januari 1879 in Oudega) te overlijden. Zijn ouders waren Louw Wildschut en Ids Duiker. Zijn broer was Hendrik Wildschut. Hij was getrouwd met Tjitske de Boer. Zij zal twee dagen later overlijden. Rinskje Grouwstra was een schoonzuster van Jelle en Tjitske .
TJITSKE DE BOER
Het overlijden van Tjitske de Boer, geboren op 9 februari 1878 in Workum, is om 12.10 uur op 10 december 1918 in Oudega. Zij was een dochter van Johannes de Boer, landbouwer en van Lolkje Osinga. Op 13 oktober 1905 trad zij in Koudum in het huwelijk met Jelle Wildschut. Haar overlijden was twee dagen nadat haar man Jelle Wildschut was gestorven. De begrafenis van beiden heeft op dezelfde dag (12 december 1918) plaatsgevonden. Er bleven drie kinderen als wees achter: Louw, geboren 7 januari 1906, Lolkje op 10 april 1908 en Ids op 24 september 1910.
In vier dagen tijd heeft Hendrik Wildschut zijn vrouw verloren en zijn broer Jelle en schoonzuster Tjitske (nr.80).
Heel opmerkelijk is dat er in 5 dagen nu twee echtparen – en ook nog naaste buren - in Oudega zijn overleden. Dit wijst op de Spaanse griep. Is het toeval dat in beide gevallen eerst de man komt te overlijden en resp. twee of drie dagen later de vrouw.
ANKE KOELSTRA
Anke Koelstra was het tweede kind uit het huwelijk van fabrikant Hendrik Koelstra en Geeltje van Hout uit Balk. Zij dankte haar voornaam aan het verdronken zusje van haar vader. Anke was op 11 augustus 1898 in Balk geboren en zij stierf – 20 jaar oud – aan de Spaanse griep op 12 december 1918 in Balk. Op haar 20ste verjaardag van 11 augustus 1918 was zij verloofd met onderwijzer Evert Hempenius uit Bolsward. Haar oudere zuster was Zwaantje van Hout (nummer 108) die op 28 januari 1919 in Balk aan de Spaanse griep zou komen te overlijden. Terwijl de Spaanse griep in december 1918 aan het afnemen was, overleed Anke toch nog nadat ze vier weken ziek was geweest. Gedurende die weken leek het erop dat zij herstellende was. Zij wist in de laatste dagen dat ze ging sterven. Ze riep vaak familie bij zich aan haar bed en dan vroeg zij of de omstanders voor haar wilden zingen want zelf kon ze dat al niet meer. Haar favoriete liederen waren: “Ruwe stormen moge woeden”, “Maar wat lot, ’t zij dood of leven” en tenslotte: “Als ons eng’len welkom heten in Gods Vaderhuis omhoog”.
Het gezin van Hendrik Koelstra telde tien kinderen. De jongste zoon, Klaas Koelstra, is op 14 juli 1944 in Sneek doodgeschoten tijdens een Duitse wraakactie met de naam: Sneker Bloednacht.
Info: www.langsdeluts.nl
JOHANNES SJOERDS MONKELBAAN
Vier jaar oud is Johannes Sjoerds Monkelbaan als hij op 23 december 1918 overlijdt aan de Spaanse griep. Hij was op 7 juni 1914 in Oudemirdum geboren en zijn ouders waren veehouder Sjoerd Jans Monkelbaan en Harmke Lammerts de Jong. Johannes kwam uit een gezin met acht kinderen. Hij had twee broers en vijf zusters: De oudste was Agatha, geboren op 28 december 1907, Stijntje, geboren 8 juni 1909, Jan, geboren 10 mei 1911, Agnes, geboren op 29 maart 1916, Hiltje, geboren 2 februari 1918, Lambertus geboren op 12 september 1920 en Maria op 7 augustus 1922.
FRANCISCUS JOHANNES B. JORIS.
Het Belgische interneringsdepot in Rijs noteert haar laatste geval van Spaanse Griep. Het betrof op 14 december 1918 de 35-jarige dokwerker Franciscus Joannes B. Joris uit Antwerpen. Zijn echtgenote was Joanna Maria Isabella De Backer.
TJIETJE ALBADA
16 december 1918 was in Oudega de sterfdag van de op 1 december 1893 in Doniaga geboren Tjietje Albada. Hij hielp mee in de boerderij van zijn ouders Hijlke Albada, afkomstig uit Harich en Antje Landman uit Kolderwolde. Tjietje was de oudste zoon in het boerengezin met 10 kinderen. Bij zijn overlijden had Tjietje 2 broers en 7 zusters. Tjietje was – zoals in die tijd gebruikelijk – voorbestemd om als oudste zoon de boerderij over te nemen. De ouders waren op 9 oktober 1891 in Koudum getrouwd en een maand later op 14 november 1891 werd zoon Tjietje in Kolderwolde geboren. Dit kind overleed twee maanden later op 12 januari 1892 in Kolderwolde. Verder bestond het gezin uit: Hendrikje, geboren op 21 september 1895; Geeltje op 5 oktober 1897; Wybren op 6 september 1899, Anke op 23 juni 1901; Jelle Johannes op 28 juni 1903; Jeltje Johanneske op 9 april 1905; Dieuwke op 29 april 1907; Antje op 14 augustus 1909 en Minke Jantje op 24 november 1911.
Dit gezin werd iets meer dan drie maanden na het overlijden van Tjietje nog een keer in leed gedompeld. Op 30 maart 1919 overleed vader Hijlke Albada in Oudega op 50-jarige leeftijd. De niet-hertrouwde moeder Antje Albada-Landman overleed op 25 oktober 1930 in Workum, 61 jaar oud.
JAN BOERSMA
Jan Ymes Boersma was het laatst bekende geval van Spaanse Griep in Oudega en Kolderwolde. Dat was op 16 december 1918 om vijf uur ‘s morgens. Hij was op 14 maart 1895 in Oudega geboren. Jan had altijd meegeholpen op de boerderij van zijn op 10 mei 1894 in Koudum getrouwde ouders Yme Boersma uit Sondel (1873-1943) en Rinske Stoffelsma (1872-1959) uit Kolderwolde. Jan Ymes zou te zijner tijd als oudste zoon het veehouderijbedrijf overnemen. Bij zijn overlijden was hij ongehuwd. Wel was hij verloofd met Baukje Sipkes Kooistra, geboren op 10 augustus 1898 in Folsgare als dochter van Sipke Kooistra en Trijntje van Wijngaarden. Haar naam staat ook op de grafsteen van Jan als teken dat het een serieuze relatie was. Zij trouwde op 20 april 1927 in de gemeente Wymbritseradeel met Thewis Hettinga. Jan Boersma had een zuster Margje, geboren 24 mei 1898 in Oudega en een broer Yke, geboren 5 oktober 1904.
De begrafenis had op donderdag 19 december 1918 plaats op het kerkhof in Harich, grafnummer 20, regel A aan de noordkant van de kerk. Op zijn grafsteen staat de volgende tekst:
Voor allen die zich schaarden
Om dit omgedolven graf
Legt zijn afgelegde loopbaan
Dit getuigenis blinkend af.
Onberispt door medemenschen
Trouw voor elk in huis en plicht
Voelde hij zich als verloren zondaar
Voor Gods heilig aangezicht.
Grafsteen Jan Ymes Boersma
RINTJE HAARSMA.
Amper vier en half jaar oud, overleed Rintje Haarsma aan de gevreesde ziekte. Hij was op 20 mei 1914 in Harich geboren waar hij op 20 december 1918 overleden is. Zijn ouders waren veehouder Bêant Haarsma en Intje de Vries. De begrafenis vond plaats op het R.K. Kerkhof in Balk op 24 december 1918. Een kennis van de familie - Age van der Goot uit Wijckel – had hem nog een drankje gebracht van de huisarts uit Wijckel, maar het mocht niet baten. Acht dagen later stierf Age van der Goot zelf (nummer98) aan de Spaanse Griep.
Rintje was het zevende kind uit dit gezin van elf kinderen. De anderen waren: Akke, geboren, geboren 24 maart 1905; Durk, geboren 30 maart 1906; Trijntje, geboren 30 juni 1908, Anna, geboren 28 maart 1910, Andries, geboren 24 juli 1911, Sjoerdje, geboren 27 maart 1913, Hetske, geboren 22 juli 1915, Gerrit, geboren 18 september 1917, Grietje, geboren 20 december 1919 en Rintje, geboren 4 augustus 1922.
Bidprentje en foto beschikbaar gesteld door Hendrik Folmer uit Balk.
HYLKE BLEEKER
De ongehuwde 32-jarige Hylke Bleeker overleed op 22 december 1918 in Balk met als doodsoorzaak de beruchte Spaanse Griep. Op 12 oktober 1886 was hij in Balk geboren met koperslager Doede Bleeker als vader en Hendrikjen Bouwman als moeder. Ook Hylke Bleeker zou koperslager worden. Hylke had drie broers en twee zusters. Hij werd in Harich begraven.
AGE VAN DER GOOT
Age van der Goot werd in Wijckel geboren op 19 februari 1872 als zoon van Sijbrand Jacobus van der Goot, landbouwer en van Johanneske Ages Wierstra. Zijn beroep werd veehouder. Hij trouwde 30 mei 1895 op 23-jarige leeftijd in Balk met de 18-jarige Tjiets Stoffelsma geboren op 6 mei 1877 in Nijemirdum. Haar ouders waren Stoffel Tittes Stoffelsma, boer en: Friskjen Jans de Boer. Age van der Goot overleed volgens familieoverlevering aan de Spaanse Griep op 28 december 1918 in Wijckel.
De weduwe moest nu verder met zes kinderen op de boerderij. Dat waren: Stoffel, geboren 5 november 1897, Johanneske, geboren 20 oktober 1898, Jacobus, geboren 27 november 1899, Frits, geboren 7 maart 1901, Ruurdje, geboren 8 juli 1906 en Corneliske, geboren 14 februari 1913.
ALBERTUS POLDER.
Op Nieuwjaarsdag 1 januari 1854 werd Albertus Polder in Gaast geboren en op Oudejaarsdag 31 december 1918 overleed hij in Balk door de Spaanse Griep. Hij was tapper geweest in Sloten en stierf als arbeider in Balk. Zijn ouders waren Robijn Johannes Polder en Attje Jittes Roodhof. Hij was op 27 mei 1880 in Balk gehuwd met Jantje de Lange, geboren 26 maart 1853 in Follega. Haar ouders waren Rein Harmens de Lange en Harmke Lieuwes van der Hof De doodsoorzaak van Spaanse griep is door mondelinge overlevering bekend gebleven. Uit dit op 27 mei 1880 in Balk gesloten huwelijk zijn vier kinderen bekend. Robijn, geboren 18 maart 1881, Rein, geboren 23 maart 1882, Johannes, geboren 26 februari 1884 en Ottje, geboren 4 september 1885.
Op 21 augustus 1893 werd Albertus Polder door de Arrondissementsrechtbank in Heerenveen tot veertien dagen gevangenisstraf veroordeeld wegens melkvervalsing.
JAN LEO VAN HOUT.
Jan Leo van Hout uit Balk was manufacturier. Hij was 31 jaar oud toen de Spaanse Griep op 4 januari 1919 een eind aan zijn leven maakte. Hij was op 1 november 1887 in Strijp geboren als zoon van herbergier Peter van Hout en Petronella Vermeulen. In Harlingen trouwde hij op 19 augustus 1912 met Anna Catharina Postma, geboren 21 februari 1888 in Harlingen en dochter van schipper Jan Postma en Elisabeth Clara Huisman. Als doodsoorzaak werd influenza opschreven door de behandelende arts, wat inhield dat de Spaanse Griep ook hem getroffen heeft.
Tijdens zijn huwelijk zijn de oudste drie kinderen in Balk geboren: Petrus Johannes, geboren 4 september 1913, Elisabeth Petronella, geboren 28 mei 1915 en Petronella Elisabeth, geboren op 14 april 1917. Het gezin woonde in Balk52 wat later is gewijzigd in Van Swinderenstraat 14. Een half jaar na het overlijden van Jan Leo werd nog een zoon geboren in Harlingen die ook de naam van zijn vader Jan Leo van Hout zou krijgen. De moeder woonde daar toen op adres Lanen 52.
ZWAANTJE KOELSTRA.
Op 4 juli 1915 trad er een grote ramp op voor de huishouding van Hendrik Koelstra en Geeltje van Hout. Moeder Geeltje kwam te overlijden. Voor vader Hendrik Koelstra werd het een moeilijke tijd want hij droeg de zorg voor tien achterblijvende kinderen. De twee oudste dochters Zwaantje en Anke helpen geweldig mee om de huishouding in stand te houden. Opnieuw maakte de Spaanse Griep in het Balkster gezin van Hendrik Koelstra opnieuw een slachtoffer. Op 10 december 1918 was dochter Anke Koelstra al overleden (nummer83). Zwaantje Koelstra, geboren Op 25 december 1896 in Balk, was op 28 januari 1919 het volgende slachtoffer. Zwaantje was vernoemd naar haar oma van moeders kant Zwaantje Hielkema.
Toen Zwaantje ongeveer acht maanden oud was, ontdekte haar moeder dat er lichamelijk iets mis was met Zwaantje. Het bleek dat haar hartje niet gesloten was. Dat zou inhouden dat zij niet oud zou worden. Ze kon hierdoor niet veel werk verzetten. Zij stierf in de tijd van de heersende Spaanse Griep, maar het zwakke hart was ook een groot probleem. In september 1918 raakte zij op bed en vijf weken later is zij overleden. Als doodsoorzaak had de arts endocarditis opgeschreven
Hendrik Koelstra hertrouwde in Balk op 28 augustus 1919 met Wilhelmina de Jong, geboren op 24 december 1871 in Balk als dochter van Cornelis Willems de Jong en Froukje Tjeerds Visser. Dit huwelijk was dus binnen een jaar nadat de beide dochters aan de Spaanse Griep waren overleden.
JAN DE BOER
De Spaanse Griep was de oorzaak dat Jan de Boer op 19 februari 1919 in Mirns en Bakhuizen179 kwam te overlijden. Hij was op 21 februari 1853 in Mirns en Bakhuizen geboren. Hij werd arbeider en bleef ongehuwd en woonde eerst samen met zijn zuster Gerritje de Boer (nummer 35) die op 5 oktober 1918 aan de Spaanse Griep was overleden. Sibbele Annes de Boer was zijn vader en Popkjen Bottes Schotanus zijn moeder.
BOUKJEN BOSMA
Het was 22.00 uur op 29 maart 1919 toen Boukjen Bosma op 87-jarige leeftijd kwam te overlijden in Mirns en Bakhuizen. Ze was geboorte op 23 maart 1832 in Nijemirdum. Haar ouders waren werkman Auke Douwes Bosma en Antje Jans Rekers. Ze trouwde op 18 november 1863 in Balk met Gerardus Johannes Pol (nummer132). Hij zou twee en een half uur later overlijden.
GERARDUS JOHANNES POL
82 jaar is arbeider Gerardus Johannes Pol als hij overlijdt in Mirns en Bakhuizen 30 maart 1919. Op 18 augustus 1836 was hij in Weerselo geboren als zoon van Jannes Pol en Johanna Kuiper. Zijn overlijden was twee en een half uur nadat zijn vrouw Boukjen Bosma (nummer 130) was overleden. Is dit toeval of was de Spaanse griep de oorzaak? Uit het huwelijk zijn zes kinderen geboren: Anna, geboren 8 september 1864, Johanna, geboren 11 maart 1866, Sjieuwke, geboren 24 augustus 1867, Bettje, geboren 23 juli 1869, Johannes, geboren 28 februari 1871 en Maria, geboren 12 april 1873.
PETRUS WILHELMUS PIETER OOMS
Hij was 29 jaar toen de in Oud-Alblas geboren Petrus Wilhelmus Pieter in Schoten (NH) overleed aan de Spaanse Griep op 30 oktober 1920. Hij was ongehuwd en zijn ouders waren Pieter Ooms en Elizabetha Hendrika van den Hoonaard. Hij was op 2 juli 1918 bevestigd als predikant in Wijckel en op 24 maart 1919 keerde hij ziek huiswaarts. Hij stierf na een periode van 19 maanden ziek zijn.
Algemeene kennisgeving.
Den 30en October overleed te Haarlem onze geachte Eere-Voorzitter
PETRUS WILHELMUS PIETER 00MS,
Predikant der Ned. Herv. Gem, alhier. Hij Is in vollen vrede ontslapen, in den ouderdom van 29 Jaren, na een smartelijk doch geduldig gedragen lijden van 19 maanden.
Namens de Chr, Jong.-Ver.,„Excelsior” Voorz. JOHANNES P. SCHAAFSMA en IDS A. BREIMER, Secr. Wijckel, 3 Nov. 1920.
Ds. Ooms uit Wijckel en Ds. Otten uit Oudega (HON) waren academievrienden. Beiden zijn aan de Spaanse Griep overleden. In het Jaarboek voor de Nederlandsche Hervormde Kerk is gepubliceerd:
‘Eerst griep, waarvan hij eigenlijk nooit goed weer hersteld is, daarna pleuris, waarmee hij 24 maart 1919 naar huis ging, naar Oud-Alblas. Slechts 8 maanden mocht hij dus zijn twee de gemeente dienen met het Evangelie van Gods rijke genade in Christus. Wat heeft dat Evangelie, zo vurig gepredikt door deze welbespraakte, ernstige, kinderlijk gelovige leraar, vaste banden geknoopt, banden die blijven zullen, eeuwig! Daarvan leggen getuigenis af de menigvuldige bewijzen van hartelijkheid en liefde die hij mocht ondervinden van de zijde van zijn gemeente gedurende zijn lang lijden, onvermoeid verpleegd door trouwe zusterzorgen. En bij zijn graf stortte ouderling Van der Meer als het ware het hart der gemeente uit in diep ontroerende, dankbare woorden.
Waarom neemt God zulke getrouwe, jonge dienstknechten toch weg? zo zijn we geneigd te vragen. Maar God vergist Zich niet. En dat wist de overledene ook! Hij wist zich veilig in Jezus’ armen, omdat hij wist: ’t is Gods weg. Hij is gestorven zoals hij geleefd heeft, als pastor. Zijn laatste gedachten waren bij zijn gemeente, die hij, stervend, de bijna machteloze armen uitbreidend, nog gezegend heeft. Dat hij waarlijk in alle opzichten een voorganger voor de gemeente geweest zij – en voor allen die hem kenden – want hij is gegaan naar het vaderhuis met zijn vele woningen. De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening zijn.’”
GEMEENTE SLOTEN
Er kan niet officieel worden vastgesteld welke inwoners van Sloten officieel aan de Spaanse Griep zijn overleden. In het gemeentearchief van Sloten zijn geen opgaven te vinden. Onderstaande opsomming is alleen gebaseerd op alle overlijdensakten van de gemeente Sloten. Daarbij vallen enkele zaken op:
De Spaanse Griep heeft nauwelijks – in aantallen - invloed gehad in Sloten. Dat kan worden afgelezen aan de aantallen overledenen. Juist in de periode van de Spaanse Griep zijn er minder sterfgevallen. Daarvoor zijn de overlijdensakten opgeteld:
In 1915 16 personen
In 1916 18 personen
In 1917 17 personen
In 1918 11 personen
In 1919 8 personen
In 1920 11 personen.
Het beroep schipper komt vele malen voor. Zij kwamen natuurlijk vaak in besmette gebieden. In de gemeente Sloten is na 28 mei niemand in het jaar 1919 overleden behalve Berend Tijsseling in Hellendoorn en een doodgeboren kind.
Sloten 1918 | |||||
naam | woonplaats | datum | leeftijd | beroep | ouders |
Iebe van der Hei zie alg informatie |
3 aug | ||||
Jelle Hoekstra ongehuwd |
18 aug | 24 | timmerman | Klaas Hoekstra, scheepstimmerman en Hiltje Schotanus | |
Sieger van der Gaast ongehuwd |
1 sep | 19 | melkcontroleur | Auke van der Gaast, arbeider en Antje de Boer | |
Anna van der Meer | 4 sep | 3 and | Jan van der Meer, slager en Dirkje Hoekstra | ||
Dirk Boonstra ongehuwd |
23 nov | 26 | zonder | Jelle Boonstra, arbeider en Aaltje Boonstra-Boonstra | |
Marten van der Vaart weduwnaar van Zwaantje van der Werf |
1 okt | 79 | zonder | Piter Wiebrens van der Vaart schipper en Neltje Sjerps Wierda | |
Binke Bakker | 10 dec | 15 | zonder | Sipke Bakker, fabrieksarbeider en Hendrikje Tijsseling |
In deze rouwadvertentie staat vermeld dat hij is overleden “na een langdurig doch geduldig lijden”.
Dat geeft nog geen 100% zekerheid dat het de Spaanse Griep is geweest, omdat deze ziekte van korte duur was. Van 1910 tot 1922 was in Joure het Friesch Volkssanatorium Heremastate gehuisvest. Het was tot stand gekomen doordat de Tuberculose (TBC) hier veelvuldig voorkwam. Vooral in arbeiderskringen veroorzaakte deze ziekte veel leed en vormde een groot gevaar voor de volksgezondheid. De Friese huisarts Pieter de Jager werd de stuwende kracht achter het initiatief tot oprichting van een volkssanatorium. Het doel was nadrukkelijk een sanatorium voor verpleging van de 'gewone' man en vrouw, voor mensen die zelf onvoldoende of geen geld hadden om te kuren. De verpleegprijs in het sanatorium moest dan ook laag zijn. Het oprichtingscomité slaagt erin huisvesting te vinden in een Friese state die speciaal voor dit doel cadeau werd gedaan door de familie Vegelin van Claerbergen. Vijf jaar na de oprichtingsvergadering van het comité opent het Fries Volkssanatorium de deuren in de Heremastate in Joure. De behoefte aan verpleegplaatsen was groot. In 1911, een jaar na de opening, waren er al 137 patiënten in Joure opgenomen. De locatie van dit Friesch Volkssanatorium bleek echter niet erg geschikt voor het verplegen van de patiënten. Rust en frisse lucht waren ver te zoeken.
Het sanatorium stond op vochtige grond naast een school, waarvan het schoolplein ook dienst deed als kermisterrein. De herrie van de naastgelegen scheepswerf – hameren van ijzer op ijzer – hielp ook al niet mee. Naast chronische geluidsoverlast was er sprake van stank van nabijgelegen bedrijven als een olieslagerij, een timmerfabriek en een koffie- en tabaksverwerkend bedrijf. Deze locatie kwam de genezing niet ten goede. Het sanatorium ging op zoek naar een nieuwe locatie en in 1922 sloot het sanatorium haar deuren.
1919 | |||||
naam | woonplaats | datum | leeftijd | beroep | ouders |
Antje Postma weduwe van Bonifatius Bijvoets |
17 dec | 69 | caféhoudster | Jacob Lieutses Postma, koemelker en Lijsbeth Gerbens | |
Dirkje Hoekstra Jan van der Meer |
19 dec | 30 | zonder | Klaas Hoekstra, scheepstimmerman en Hiltje Schotanus | |
1919 | |||||
IJbeltje Hoogterp getrouwd met Louwerens de Vries, schipper |
10 jan | 57 | zonder | Harmen Thees Hoogterp, wagenaar en Durkjen Hendriks de Vries | |
Taede de Jong weduwnaar van Jeltje Tromp |
11 jan | 78 | zonder | Jan Obbes de Jong en Sipkjen Foekes van der Werf | |
Jan Haarsma | 25 jan | 2 | zonder | Bauke Haarsma , veehandelaar en Dieuwke de Jong | |
Jane Visser | 10 feb | 51 | veehouder | Ruurd Janes Visser, boer en Antje Bosma | |
Jelle Wiarda | 12 mrt | 20 mnd | Lubbert Wiarda, fabrieksarbeider en Siebrigje Bosma | ||
IJde Visser gehuwd met Baukje Schootstra |
28 mei | 76 | timmerman | Jacob Heerts Visser, politiediender en Geertje IJdes Steensma | |
Jacob Tijsseling gehuwd met Lijsbeth de Boer |
10 sep | 53 | kaasmaker | Berend Tijsseling, fabrieksarbeider en Albertje Regeling | |
levenloos geboren kind | 20 sep | Lubbert Wiarda en Siebrigje Bosma |
KOLDERWOLDE, OUDEGA EN NIJEGA (ELAHUIZEN)
De akten van overlijden uit de periode van 1918 – 1919 geven de namen weer van alle overledenen zonder de niet-wettelijke verplichte -doodsoorzaakvermelding.
In het algemeen overzicht zijn de namen genoemd van wie bekend is uit mondelinge overdracht dat betrokkenen aan de Spaanse Griep zijn overleden.
Daarom onderstaand alleen de namen van overledenen uit het overlijdensregister van de gemeente Hemelumer Oldephaert en Noordwolde omtrent de plaatsen Kolderwolde, Oudega en Nijega (Elahuizen) waarvan de doodsoorzaak onbekend is. Het betreft de periode van 1 juli 1918 – 1 juli 1919.
1918 | |||||
naam | woonplaats | datum | leeftijd | beroep | ouders |
Jarig de Jong gehuwd met Zwaantje Vaandrigs |
Oudega | 3 jul | 87 | landbouwer | Sierd Jarigs de Jong, landbouwer en Annigje Gerrits de Vries |
Klaas van der Veen gehuwd met Gaste de Boer |
Oudega | 10 aug | 68 | herbergier | Jacob Rinkes van der Veen, winkelier en Antje Klazes Sibbes |
Foekjen Wind weduwe van Jelle Hendriks de Vries |
Kolderwolde | 4 sep | 75 | zonder | Marten Jacobs Wind, kastelein en Akke Johannes Wiersma |
Durk van der Wal weduwnaar van Trijntje Kramer |
Nijega | 29 sep | 66 | veehouder | Goede Durks van der Wal, winkelier en Margjen Koops Knobbe |
Lourens Wildschut ongehuwd |
Nijega | 2 okt | 74 | boerenarbeider | Lolke Lourens Wildschut, werkman en Jeltje Peeksma |
Lijkele Landman zie alg. overzicht |
Kolderwolde | 2 nov | |||
Cornelis Otten zie alg. overzicht |
Oudega | 14 nov | |||
Wiebren Kooiker gehuwd met Sietske Visser |
Nijega | 24 nov | 33 | voermansknecht | Jouke Kooiker, kastelein en Grietje Koops Knobbe |
Jacob van Zwol zie alg. overzicht |
Kolderwolde | 25 nov | |||
Berend de Vries zie alg. overzicht |
Kolderwolde | 3 dec | |||
Rinske Grouwstra zie alg. overzicht |
Oudega | 6 dec | |||
Anna Offringa zie alg. overzicht |
Oudega | 7 dec | |||
Meinze Bosma ongehuwd |
Nijega | 7 dec | 18 | boerenarbeider | Klaas Bosma, veehouder en Geertje Stegenga |
Akke Jagersma zie alg. overzicht |
Oudega | 8 dec | |||
Jelle Wildschut zie alg. overzicht |
Oudega | 10 dec | |||
Tjietje Albada zie alg. overzicht |
Oudega | 15 dec | |||
Jan Boersma zie alg. overzicht |
Oudega | 16 dec | |||
Jolke Seinstra |
Nijega | 19 dec | zonder | Rinze Seinstra, fabrieksarbeider en Aaltje van Veen | |
1919 | |||||
Jantje Conradi ongehuwd |
Oudega | 10 mrt | 41 | zonder | Thomas Conradi, boer en Aagje Walinga |
Hijlke Albada gehuwd met Antje Landman |
Oudega | 30 mrt | 50 | veehouder | Tjietje Baukes Albada, landbouwer en Geeltje Hijkes van der Gaast |
Jantje Kooiker gehuwd met Obe Schaper |
Nijega | 1 apr | 68 | zonder | Wiebe Deddes Kooiker, werkman en Akke Alberts Hooyenga |
Jan de Boer gehuwd met Janke van der Veer |
Nijega | 7 apr | 53 | fabrieksarbeider | Hendrik Jans de Boer, wegwerker en Rinske Annes Tuinier |
Jan Hendriks de Boer werd op 24 februari 1866 in Hemelum geboren. Hij trouwde op 6 mei 1892 in Koudum met Janke van der Veer, geboren 1 november 1863 in Nijega (H.O.N.). Zij overleed op 6 maart 1958 in Nijega als dochter van Jan Harmens van der Veer, timmerman en Geertje Jans de Vries. Op 16-jarige leeftijd vertrok Jan Hendriks de Boer als boerenknecht naar Mirns en Bakhuizen en werkte daar gedurende 10 jaar bij Ype Jans Kampen. Na de huwelijksvoltrekking was hij werkzaam op de zuivelfabriek in Nijega (HON), eerst als kaasmaker en later als machinist.
Uit het huwelijk werden 8 kinderen geboren: Rinske (1893); Teetske (1895); Hendrik (1897-1902); Jan (1898); Geertje (1900-1900); Geertje (1901); Anna (1902). Zij was getrouwd met Teeuwes de Boer, oorlogsslachtoffer in Nederlands-Indië); Harmke (1902).
Jan Hendriks deBoer Janke de Boer-van der Veer
naam | woonplaats | datum | leeftijd | beroep | ouders |
Gerrit de Jong ongehuwd |
Nijega | 23 sep | 35 | veehouder | Jarig Sierds de Jong, landbouwer en Zwaantje Klazes Vaandriks |
Anne van der Schut ongehuwd |
Nijega | 1 okt | 57 | veehouder | Jan Annes van der Schut, landbouwer en Trijntje Hendriks Zuiderveld |
Dieuwke Boersma |
Oudega | 3 dec | 6 dgn | zonder | Stoffel Boersma, veehouder en Froukjen Leffertsma |
Hendrina Terwisscha van Scheltinga gehuwd met Meinte Franciscus Jorna |
Oudega | 29 dec | 50 | zonder | Assures Terwisscha van Schellingen, landbouwer en IJbeltje Minnema |
De verspreiding van de Spaanse griep in 1918-1919 - Foto: Clariah Data Stories, OpenStreetMap
GERAADPLEEGD
1.Ver van het Front, Friezen en Friesland in de eerste wereldoorlog
Geschreven door Kees Bangma e.a.
- www.allefriezen.nl
- www.frieschdagblad.nl
- www.langsdeluts.nl
- www.wikepedia.nl
- www.balkstercourant.nl
- www.scientias.nl
- https://historiek.net/spaanse-griep-1918-pandemie/79002
- Dorpskrant AldeKolder uit Oudega en Kolderwolde
- Om it Heech hinne door Histoarysk Wurkferbân Bakhuzen
- Diaserie over Gaasterland door Hendrik Twerda
- Hendrik Folmer, Balk
- Gerben Stegenga, Sloten
- Kees van Strien, Balk
- Andries Visser, Oudega
- Martinus F. de Vreeze, Bakhuizen
- Tuinier, geschiedenis van een Gaasterlandse familie
- Ivo van Wijdeven, historicus en politiek analist.
- Omrop Fryslân nieuws
Meer weten
Het drama van 1918 – Over de Spaanse griep en de zoektocht naar virus en vaccin (2006) van Eric MeckingIn veel huizen wordt gerouwd – De Spaans griep in Nederland (2002) van Reinold Vugs.
De Spaanse griep – Hoe de pandemie van 1918 de wereld veranderde (2018) van Laura Spinney