Johannes Draaijer

Dit complete verhaal is letterlijk overgenomen uit drie publicaties die toevallig bij elkaar passen. Het eerste artikel komt uit: Wielrennen Internationaal nummer 4 van januari 1988. Het tweede artikel is van het Friesch Dagblad d.d. 23 februari 2003 en overgenomen door www.riedo.nl. Het derde artikel is afkomstig van www.dewielersite.nl.

Johannes Draaijer staat bekend als eigenzinnig. Dat blijkt nauwelijks tijdens het twee uur durend gesprek. Hij staat niet bekend als bescheiden. Van nu af aan wel. Want Johannes Draaijer is bescheiden. En niet dom. Hij studeerde vier jaar weg- en waterbouw aan de HTS. Johannes Draaijer kan ook aardig fietsen. Heel aardig zelfs. Hij veroverde afgelopen zomer in Geulle de nationale kampioenstrui bij de amateurs. Een ingenieur op de fiets. Heeft hij niets beters te doen.

 

“Een baan in de bouw, ho maar. De enige die ik aangeboden kreeg, ging aan m’n neus voorbij. Ik moest namelijk nog in militaire dienst. Ik heb me rot geprakkiseerd hoe ik die tijd het beste kon doorkomen. Ik heb het geprobeerd met trompetspelen en met fietsen. Dat laatste is me gelukt. En hoe”. Johannes is aan het woord. Zijn gezicht met daarboven de blonde krullen doet me denken aan een jeugdvriend van me. Ook zijn stem werpt me terug naar mijn kwajongenstijd. Wat kunnen twee mensen toch op elkaar lijken. Komt Johannes Draaijer daarom zo vertrouwd op me over? Of is hij, met wie ik nooit eerder een woord heb gewisseld, gewoon een sympathieke en vooral een gewone jongen. Ik veronderstel dat laatste. Waarom staat deze 25-jarige Fries dan bekend als eigenzinnig? “Dat zou ik niet weten”, antwoordt hij zelf. “Misschien omdat ik voor mezelf opkom. Dat moet ook wel, anders ga je er onder door. Blijkbaar word je dan snel als eigenzinnig betiteld. Ik ben zeven jaar amateur geweest en weet onderhand wel hoe ik moet trainen. Als het dan plotseling heel anders moet, wil ik daar mijn visie op geven. Op tactisch gebied heb ik veel van Piet van der Kruis geleerd. Ik probeer die kennis in de koers toe te passen. Dat valt wel eens verkeerd bij andere jongens. Die willen daar blijkbaar niets van weten. Maar echte problemen heb ik nooit gehad. Zeker niet met mijn ploegleider, Frits Schür met hem heb ik een prima relatie”.

Hobby

“Tot m’n achttiende was fietsen gewoon één van mijn hobby’s”, vervolgt de in Nijemirdum geboren en opgegroeide Johannes. “Op de lagere school begon ik daarmee. Een klasgenoot vroeg mij een keer aan de jeugdronde van Balk deel te nemen. Hij werd eerste, ik tweede. Dat was natuurlijk een leuk begin. Op m’n veertiende werd ik kampioen van de gemeente Gaasterland. Daarna reed ik veel toertochten, maar geen wedstrijden. Op den duur wilde ik toch graag een licentie hebben. Die kreeg ik toen ik tweedejaars junior was.

Na een half jaar werd ik amateur. Maar serieus fietsen was er nog niet bij. Mijn grootste hobby was muziek maken in een fanfare. Ik bespeelde de bugel, een soort trompet met een veel scherpere klank. Dat was niet alleen leuk, het ging ook goed. Zo goed zelfs, dat ik werd opgenomen in het Nationale Jeugdorkest. Elke dag een uur blazen en in de weekeinden vaak weg voor concerten. Het was een hele leuke tijd. Na twee jaar kon ik het niet meer combineren met mijn VWO-opleiding. School was immers het belangrijkste. Voor wielrennen had ik helemaal weinig tijd. Dat veranderde toen ik de fanfare vaarwel zei. Ik wilde er toch iets bij doen, dat werd dus fietsen. Maar alleen in de weekends en de vakanties. Mijn ouders hadden een boerderij in Nijemirdum. Als er wat gedaan moest worden hielp ik mee. Ik kan koeien melken, inderdaad. Mijn ouders hebben mij altijd voorgehouden: ‘Als je kunt leren, ga dan alstublieft leren. Een boer moet zeven dagen per week werken. Met een gewone baan heb je meer vrije tijd’. Dat was voor mij een motivatie om te kijken hoe ver ik op school kon komen”.

Studiebol

Het leren ging Johannes vrij goed af. Onze studiebol slaagde in één keer voor het VWO en koos vervolgens voor de HTS, waar hij zich verdiepte in de weg- en waterbouw. In 1984 studeerde hij af als ingenieur. Maar werk was nog niet voorhanden. Aan het eind van dat jaar moest hij het ‘land verdedigen’. Johannes zag tegen die diensttijd op. Hij probeerde zich in de militaire fanfare te blazen. ‘Ik moest er iets bij hebben, want 14 maanden in de kazerne leek mij niks. Ik kreeg de kans om bij een trompetterkorps in Harderwijk vóór te spelen. Er waren nog twee jongens van mijn onderdeel. Mijn kapitein mocht kiezen welke twee in de fanfare gingen. Die andere jongens hadden beiden een LTS-opleiding en ik HTS. Hij dacht toen: ,Hé dat is een slimme jongen, die moet ik houden’. Dus ik bleef. Gelukkig kon ik een tweede poging wagen. Ik probeerde bij de militaire wielerselectie te komen”.

Op het moment dat Johannes zich in het groene uniform hees, beschikte hij over een aardig uitslagenlijstje. Een overwinning in de Drentse dorpenomloop en twee criterium zeges. Bovendien won Johannes ook een selectie in Amersfoort, waardoor zijn missie slaagde. Hij werd uitverkoren voor de militaire ploeg. “Elke dinsdag trainden we onder leiding van majoor Beljaars. Ik zat bij de afdeling onderhoud en mocht nu en dan een middagje trainen. Ik kreeg ook de kans wat etappekoersen te rijden”. Na goede prestaties in Olympia’s Ronde strikte Piet van der Kruis Johannes halverwege 1985 voor de Van Aarle-ploeg. Pas toen begon de Friese soldaat te denken aan een mogelijke wielercarrière. “Tijdens mijn studie heb ik nooit gedacht dat ik ooit serieus zou gaan fietsen. Maar toen ik in de militaire ploeg zat, ging ik steeds meer trainen, reed belangrijke wedstrijden.

In verhouding reed ik maar half zoveel wedstrijden als de anderen. ‘Als ik meer ga trainen’, dacht ik, ‘kan ik misschien nog verder komen”.

Nationale selectie

Johannes koerste in juni 1985 in het militaire tricot door Geulle in een poging hoog te eindigen op het NK. Maar eveneens als het jaar daarvoor lukte het hem niet de finishdoek te bereiken. Vooral op de heuveltjes ging hij kapot. Meer trainen leverde hem vorig jaar de elfde plaats op, afgelopen zomer troefde hij in de finale Arjan Jagt af en liet zich in de rood-wit-blauwe trui hijsen. Een prestatie die hem een plaats opleverde in de nationale selectie voor het WK op de weg in het Oostenrijkse Villach. Bondscoach Andre Boskamp gaf Johannes te kennen dat één van de zes Nederlandse fietsen voor hem bestemd was, mits hij in vorm zou zijn. Op het moment suprême werd Draaijer gepasseerd, evenals Michel Zanoli. “Volgens Boskamp was ik niet in vorm en ik paste niet in de ploeg. Ik verkeerde juist in uitstekende vorm, maar Boskamp is vermoedelijk afgegaan op de uitslagen in de Wilhelm Tell-ronde, waar ik veel pech had. Waarom ik niet in de ploeg zou passen is mij helemaal een raadsel”. Tom Cordes, Arjan Jagt, Gerrit de Vries, Rob Harmeling, Corne van Rijen en Patrik Tolhoek kwamen wel aan de start. Draaijer kreeg donderdag pas te horen dat hij zaterdag niet zou rijden. “Dat was veel te laat”, oordeelt hij, “ik had het graag een paar dagen eerder gehoord. Je leeft de hele week in spanning: zal ik rijden, zal ik niet rijden. Als je op donderdag pas hoort waar je aan toe bent, heb je nog maar één dag om je echt voor te bereiden. Dat is veel te weinig”. Menigeen fronst de wenkbrauwen, omdat de zogenaamd eigenzinnige Draaijer rustig in Villach bleef en niet teleurgesteld naar het Friesche Haagje afreisde. “Teleurgesteld was ik wel, maar naar huis kon ik niet. Ik had geen vervoer. Hoewel ik volstrekt niet met de beslissing van Boskamp eens was, vond ik het weinig zin hebben m’n mond open te doen. Dat was ten koste van de sfeer in de ploeg gegaan.

Studiebol

Het leren ging Johannes vrij goed af. Onze studiebol slaagde in één keer voor het VWO en koos vervolgens voor de HTS, waar hij zich verdiepte in de weg- en waterbouw. In 1984 studeerde hij af als ingenieur. Maar werk was nog niet voorhanden. Aan het eind van dat jaar moest hij het ‘land verdedigen’. Johannes zag tegen die diensttijd op. Hij probeerde zich in de militaire fanfare te blazen. ‘Ik moest er iets bij hebben, want 14 maanden in de kazerne leek mij niks. Ik kreeg de kans om bij een trompetterkorps in Harderwijk vóór te spelen. Er waren nog twee jongens van mijn onderdeel. Mijn kapitein mocht kiezen welke twee in de fanfare gingen. Die andere jongens hadden beiden een LTS-opleiding en ik HTS. Hij dacht toen: ,Hé dat is een slimme jongen, die moet ik houden’. Dus ik bleef. Gelukkig kon ik een tweede poging wagen. Ik probeerde bij de militaire wielerselectie te komen”.

Op het moment dat Johannes zich in het groene uniform hees, beschikte hij over een aardig uitslagenlijstje. Een overwinning in de Drentse dorpenomloop en twee criterium zeges. Bovendien won Johannes ook een selectie in Amersfoort, waardoor zijn missie slaagde. Hij werd uitverkoren voor de militaire ploeg. “Elke dinsdag trainden we onder leiding van majoor Beljaars. Ik zat bij de afdeling onderhoud en mocht nu en dan een middagje trainen. Ik kreeg ook de kans wat etappekoersen te rijden”. Na goede prestaties in Olympia’s Ronde strikte Piet van der Kruis Johannes halverwege 1985 voor de Van Aarle-ploeg. Pas toen begon de Friese soldaat te denken aan een mogelijke wielercarrière. “Tijdens mijn studie heb ik nooit gedacht dat ik ooit serieus zou gaan fietsen. Maar toen ik in de militaire ploeg zat, ging ik steeds meer trainen, reed belangrijke wedstrijden.

In verhouding reed ik maar half zoveel wedstrijden als de anderen. ‘Als ik meer ga trainen’, dacht ik, ‘kan ik misschien nog verder komen”.

Nationale selectie

Johannes koerste in juni 1985 in het militaire tricot door Geulle in een poging hoog te eindigen op het NK. Maar eveneens als het jaar daarvoor lukte het hem niet de finishdoek te bereiken. Vooral op de heuveltjes ging hij kapot. Meer trainen leverde hem vorig jaar de elfde plaats op, afgelopen zomer troefde hij in de finale Arjan Jagt af en liet zich in de rood-wit-blauwe trui hijsen. Een prestatie die hem een plaats opleverde in de nationale selectie voor het WK op de weg in het Oostenrijkse Villach. Bondscoach Andre Boskamp gaf Johannes te kennen dat één van de zes Nederlandse fietsen voor hem bestemd was, mits hij in vorm zou zijn. Op het moment suprême werd Draaijer gepasseerd, evenals Michel Zanoli. “Volgens Boskamp was ik niet in vorm en ik paste niet in de ploeg. Ik verkeerde juist in uitstekende vorm, maar Boskamp is vermoedelijk afgegaan op de uitslagen in de Wilhelm Tell-ronde, waar ik veel pech had.

Waarom ik niet in de ploeg zou passen is mij helemaal een raadsel”. Tom Cordes, Arjan Jagt, Gerrit de Vries, Rob Harmeling, Corne van Rijen en Patrik Tolhoek kwamen wel aan de start. Draaijer kreeg donderdag pas te horen dat hij zaterdag niet zou rijden. “Dat was veel te laat”, oordeelt hij, “ik had het graag een paar dagen eerder gehoord. Je leeft de hele week in spanning: zal ik rijden, zal ik niet rijden. Als je op donderdag pas hoort waar je aan toe bent, heb je nog maar één dag om je echt voor te bereiden. Dat is veel te weinig”. Menigeen fronst de wenkbrauwen, omdat de zogenaamd eigenzinnige Draaijer rustig in Villach bleef en niet teleurgesteld naar het Friesche Haagje afreisde. “Teleurgesteld was ik wel, maar naar huis kon ik niet. Ik had geen vervoer. Hoewel ik volstrekt niet met de beslissing van Boskamp eens was, vond ik het weinig zin hebben m’n mond open te doen. Dat was ten koste van de sfeer in de ploeg gegaan.

Muziek

Johannes luistert graag naar muziek, het Top 40-genre geniet zijn voorkeur. Naast de Wielerbladen rollen bij hem de Leeuwarder Courant en het Friesch Dagblad in de bus. Die worden niet doorgespit, maar doorgebladerd. Op de sportpagina’s worden de schaatsberichtjes nauwlettend gelezen. Op TV ziet hij graag volleybal en Amerikaans honkbal. Politiek geïnteresseerd is hij niet. Je moet het heel goed bijhouden wil je er zinnig over kunnen praten, vindt hij. De voormalige studerende trompettist debuteert komend jaar bij de profs, in de PDM-ploeg. “Daar zal moeten blijken dat ik een stuk ervaring heb opgedaan bij de amateurs. Ik moet me natuurlijk opnieuw bewijzen. Ik ben dan wel Nederlands amateurkampioen, maar daar kijkt geen prof van op. Ik moet gewoon flink m’n best doen en respect proberen af te dwingen. Dat is voorlopig het belangrijkste.

Het mooiste zou zijn om snel een wedstrijdje te winnen. Ik hoop in ieder geval aan de voorjaarsklassiekers deel te nemen en ze uit te rijden. Een hekel aan bergen heeft Draaijer niet. Ofschoon hij in de Vredeskoers, de belangrijkste etappewedstrijd voor amateurs, vooral dit jaar zeer goed meekwam, verwacht Johannes meer problemen in de Tour de France.

Die wil hij natuurlijk graag rijden. “Twee etappes winnen, zoals dit jaar in de Vredeskoers zit er niet in. Zeker niet in mijn eerste jaar. De Tour is meer een wedstrijd voor de specialisten: klimmers, sprinters en tijdrijders. Ik kan het alle drie, maar ben beslist geen uitblinker.”. Johannes verwacht niet zo gauw geflikt te worden in de finale van de koers. “Ik hou zeker rekening met wie ik samen rijd. Ik ga echt niet alleen het werk opknappen. Als ik merk dat die ander zich zit te sparen, dan fiets ik ook niet door. Ik laat me dan liever terug zakken om het in een nieuwe demarrage te proberen”.

Dat Johannes pas op zijn 25e bij de profs aan de slag gaat, ziet hij niet als een nadeel. “Zeker niet. Misschien kan ik een groter en zwaarder programma rijden dan iemand van 21, 22 jaar. Maar ik zal me zeker niet forceren”. Aardige bijkomstigheid voor Johannes is dat hij ploegmaat wordt van Greg Lemond, van wie hij veel kan opsteken. “Hij heeft al een prima erelijst en een enorme ervaring. Dat kan mij alleen maar ten goede komen. Het is iemand waar ik me graag voor op- offer. Daarnaast biedt hij de ploeg een stuk zekerheid. Hij is tenslotte een favoriet voor de eindzege in de Tour. Met Lemond in de ploeg dwing je natuurlijk ook wat af. We zijn niet zomaar een ploegje”. Begin volgend jaar treedt Johannes in het huwelijk. Hij verruilt het ouderlijk huis in het Friese Sondel voor een eigen woning in het al even lieflijke Brabantse Hoeven. “Mijn vriendin stimuleert me enorm. Ik wil ook haar laten zien hoe hard ik kan fietsen”.

Bewijzen

Ingenieur Johannes kijkt zeker niet neer op de andere coureurs, van wie de meesten hun school vroegtijdig de bons gaven. “Ik ben nu wielrenner en moet me eerst maar eens zien te bewijzen bij de profs. HTS of niet, nu telt alleen het fietsen. Met mijn opleiding heb ik hooguit wat achter de hand. Als ik niet slaag als beroepsfietser, kan ik iets anders proberen”. Het is frappant dat juist de diensttijd waar Johannes vreselijk tegen op zag, zijn leven een positieve draai heeft gegeven. “Als ik niet in dienst had gemoeten, dan zat ik nu waarschijnlijk in bouw en niet tegenover jou”.

Bron: Wielrennen internationaal nr: 4 – januari 1988

Plotse dood in de sport

PER JAAR OVERLIJDEN 120 SPORTERS AAN EEN HARTSTILSTAND

Het is half drie in de carnavalsnacht van 26 op 27 februari 1990 als in het Brabantse Hoeven een hevige hagelbui de nachtrust van Johannes Draaijer en zijn Amerikaanse vrouw Anna-Lisa verstoort. Ruim drie uur later rinkelt in Sondel – in het ouderlijke huis van de profwielrenner – de telefoon. Johannes Draaijer is overleden aan een hartstilstand. Mem: ,,Ik sil noait freegje fan: wêrom?”

Jaarlijks overlijden in Nederland rond de 120 jonge (top)sporters aan een hartstilstand. Hun dood laat ver buiten de eigen gemeenschap een spoor van ongeloof achter. Het hoort niet, het mag niet, het kan niet. Maar het kan wel. En altijd komt de dood als een dief in de nacht. Zoals op zaterdagavond 16 oktober 1999 als marathonschaatser Willem Poelstra uit Hijum op schaatsbaan Jaap Eden in Amsterdam na de finish in elkaar zakt. Reanimatie mag niet meer baten. Willem Poelstra, pas 24 jaar, is niet meer. Tien jaar eerder overleed Johannes Draaijer. Drie buxusbollen markeren aan de rechterzijde van de SOW-kerk De Haven in Sondel de grafzerken van vader en zoon. Johannes Draaijer Sr. reisde, na een lang ziekbed, zijn zoon nog geen jaar na zijn dood achterna. ,,Ik mis se alle dagen”, zegt Neeltje Draaijer (70). ,,Maar de mens wikt, God beschikt.” Ze loopt het pad richting beider laatste rustplaats niet plat. ,,Ik fyn der neat.” Liever leven beiden in haar herinneringen voort. Johannes Draaijer, de wielrenner, wordt op 8 maart 1962 in Nijemirdum geboren. Aanvankelijk wijst niets er op dat hij in de sport dezelfde heeft als vele andere Draaijers uit Gaasterland. Als zoon van een boer, die later van Nijemirdum naar Sondel verhuist, mag hij in en rond het huis dan wel altijd in de weer zijn. Maar lust om zich bij een sportvereniging aan te sluiten heeft hij niet. 

Muziek is zijn passie. Uren kan hij wegspelen op zijn trompet. Wijlen dirigent Piebe Bakker ontdekt het talent; Johannes Draaijer mag in het nationaal jeugdkorps komen spelen. Van het geld dat hij verdient op het land en in de trekker van de bouwboeren in de polder koopt hij op zijn vijftiende zijn eerste racefiets. Nooit is het zijn bedoeling geweest om te koersen, laat staan er zijn brood mee te gaan verdienen. Naarmate de tijd vordert – Johannes heeft het atheneum in Sneek inmiddels verruild voor de hts in Leeuwarden – wordt het stalen ros steeds vaker van stal gehaald. De combinatie fietsen en studeren is perfect, zo heeft hij ontdekt. ,,Op in dei sei Johannes: Mem, it spyt my ferskriklik mat ik moat deis in oere blaze en dat kin ik der net mear by hawwe.”

Nederlands kampioen

Vanaf die dag schalt Johannes Draaijer de trompet vanaf de fiets, het gaat hard met zij carrière. Zijn eerste overwinning bij de amateurs haalt hij op 15 juni 1984 in Ee. In 1986 en 1987 wordt hij kampioen van Fryslân en in dat laatste jaar pakt hij in Geulle ook de nationale titel. Als het volkslied wordt gespeeld, pinken heit en mem Draaijer een traantje weg. De klanken van het volkslied zijn echter nog niet verstomd of Johannes Draaijer maakt kennis met de onrechtvaardigheid die ook zijn sport kent.

De nationale kampioen én lid van de nationale selectie wordt door bondscoach André Boskamp niet geselecteerd voor het wereldkampioenschap in het Oostenrijkse Villach. Neeltje Draaijer: ,,Johannes wie der ûnderste boppe fan, mar hy hie net it aard om deryn hingje te bliuwen. Hy sette it fan him ôf en gie as reserve mei.” Het leven en de sport bieden immers nog volop uitdagingen. Hij trouwde zijn Anna-Lisa en op 1 januari 1988 tekende hij een profcontract bij de PDM-wieler- formatie. Met Gert-Jan Theunisse en Steven Rooks heeft de ploeg twee potentiële Tourwinnaars in huis en ploegleider Jan Gisbers acht Draaijer bij uitstek geschikt voor een knechtenrol.

Johannes Draaijer tijdens zijn laatste optreden in de Tour de France; de afsluitende tijdrit in de Tour van 1989 over 24,5 kilometer van Versailles naar de Champs-Elysees in Parijs. Draaijer zal zijn enige Ronde van Frankrijk als 130ste finishen; op ruim twee en een half uur van de Amerikaanse winnaar Greg LeMond.

                                                                            foto: archief Familie Draaijer.

In zijn tweede jaar wint Johannes Draaijer – nota bene op zijn verjaardag – de eerste rit in de Ronde van Murcia en dat is de opmaat voor deelname aan de Ronde van Frankrijk. Voor de PDM-ploeg blijft het grote succes echter uit. Rooks en Theunisse (die wel op magistrale wijze de etappe naar Alpe ‘d Huez wint) kunnen in het klassement geen rol van betekenis spelen. De Tour krijgt met het duel tussen Greg Lemond en Laurent Fignon op de Champs Elysees overigens wel een ongekend spannende apotheose. Vanachter de coulissen ziet Draaijer hoe de Amerikaan de Tour met acht seconden verschil wint.

Het is eind februari 1990 als het noodlot toeslaat. Neeltje Draaijer: ,, De sneins dêrfoar belle er noch. Se hiene op Sicilië fytst en wiene no in pear dagen frij yn oanrin nei de Ronde fan Murcia. Ik sei noch: ‘wat soe it moai wêze ast wer op dyn jierdei winne koest’. Wat giet it dan hurd net? Sa prate je mei je soan, sa leit er op it hôf.” ,,Die nacht waarden Johannes en Anna-Lisa healwei trijen wekker. It wie swier waar yn Brabân. Se prate, laitsje noch wat en jouwe harren wer del.

In pear oeren letter waard sy wekker fan him. Johannes rochele o sa. Anna-Lise as in gek nei de bourlju, mar it wie al te let. Se koe neat mear foar Johannes dwaan.”

,,Heit wie slim siik, dat trije fan de bern binnen nei Anna-Lisa gien. Woansdei kaam er thús en freeds is er begroeven. It spyt my wol dat hy mar sa even thús west hat. It gie allegearre sa hurd.”

,,It hûs stie fol blommen. Johannes wie in leave jonge, der siet gjin kwea yn. Elk mocht him. Yn en bûten de fytswrâld om libbe elk mei ús mei nei syn dea. Se wiene der yn Johannes syn gloarjetiid, mar no stiene se der ek. Ik ha my nei Johannes syn dea ek fourtendaliks wer ûnder de minsken jûn. As ik net mear oer Johannes prate meie soe, dan soe it net bêst wêze.” ,,27 jier is fansels fierstente jong. Mar fanút myn geloof sis ik: it hat syn tiid west. Ik sil noait freegje fan: wêrom. Op dy fraach krije je noait in antwurd. Dan kinne je je sels wol gek prakkesearje. De man sei: hie ik it mar west. Mar dêr ha wy minsken net oer te oardieljen. De man hie kanker, hy wie útleefd. Johannes sjoch ik noch sa foar my yn de kiste lizzen. Sa’n moaie gave jongen.”,,Se sizze dat ik in sterke frou bin.  Mar dat wurdt je jûn. Ik krij alle dagen wer nije krêft. Ik moast binnen it jier soan en man ferlieze. Hoe komme je dêr troch hinne as der net Ien is dy’t jo krêft jout? Sûnder myn leauwen wie ik nei alle gedachten lilk wurden en opstandich. Boppedat ha ik de bern en fjouwer beppesizzers. Dat is in gelok.

 

Valpartijen

De jongste, Jurjen, is net als zijn overleden broer verknocht aan het wielrennen. Na het overlijden van Johannes komt die liefhebberij van zoonlief in een ander daglicht te staan. Neeltje Draaijer: ,, Net dat wy bang wiene om wat der by Johannes bard wie, mar Jurjen gie sa faak ûnderút. Mar wy woene it fytsen him net ferbiede. Uteinlik is hy der sels om dy reden mei ophâlden.” Johannes Draaijer ging in de laatste grote ronde die hij reed op Sicilië twee keer hard onderuit. Nadien klaagde hij over grote vermoeidheid. Mem: ,,Ik hie my wolris ôffrege oft dy fallerij ek wat mei syn dea te krijen hân hat.” Draaijers ploeggenoot Erik Breukink reed eveneens in de Ronde van Sicilië, maar hij kan zich niets meer van die valpartijen of extreme vermoeidheid van Draaijer herinneren. ,,elke renner klaagt wel eens over vermoeidheid, dat valt niet echt op. Verbanden worden altijd achteraf gelegd.” Na de autopsie wordt de officiële doodsverklaring van Johannes Draaijer overigens op wiegendood gesteld. ,,Mar dêr kin ik neat mei”, zegt Neeltje Draaijer. Waar ze ook niets mee kan, zijn de geruchten dat doping een rol heeft gespeeld bij de dood van haar zoon. De geruchten worden gevoed door het feit dat kort voor Draaijer ook de wielrenner Bert Oosterbosch (32) en wielrenner Connie Meijer (25) aan een hartstilstand zijn over leden. De dood van deze renners, en ook die van Draaijer, werd later – overigens zonder overtuigend bewijs – toegeschreven aan experimenten met EPO, een middel dat in die tijd net ontdekt was door de sportwereld. De bloeddoping EPO heeft in het bijzonder effect op (duur)sporten waar een maximale zuurstofopname van essentieel belang is voor de prestatie. Erytropoëtine (EPO) prikkelt de aanmaak van rode bloedcellen die op hun beurt zorgdragen voor zuurstofopname en transport. De resultaten van de chemische en toxicologische onderzoeken op het lichaam van Draaijer wijzen echter uit dat hij geen doping heeft gebruikt. PDM blijft echter de schijn tegen zich houden als in 1991 de hele ploeg in de Ronde van Frankrijk ziek wordt als gevolg van een besmetting door een bedorven preparaat. De gehele ploeg zal de Tour moeten verlaten.

Neeltje Draaijer is er heilig van overtuigd dat haar zoon nooit naar verboden middelen heeft gegrepen, of het moet al zijn dat hij er zelf niet van af heeft geweten. ,,Johannes wie in earlike sportman. Hy soe noait oan doping begjinne. As er it net winne koe, dan net. Dan hie de oar gewoan better west.”

 

Deze pagina is nog niet af, helaas. Binnenkort kunt u verder lezen.