Rijsterbos en omgeving
De Amsterdamse regent Hiob de Wildt ( 1637-1704) heeft het Rijsterbos aan laten leggen. De Wildt bekleedde in Holland een aantal hoge ambten. Hij was onder andere oud-secretaris van de Admiraliteit in Amsterdam, intendant van de zeemacht van de Staat en geheimraad van de koning-stadhouder Willem III. In1676 kocht deze Amsterdammer een saete ende landen sampt huyzingen en de schuyren, hovingen, bosschen, bomen ende platagiën, staende ende gelegen op Gaesterlant onder den dorpe Mirns op Rijs.
Vermoedelijk heeft de Wildt deze grond gekocht van de familie Schwartzenberg. Deze familie was in de 17e eeuw een van de grootgrondbezitters van Gaasterland.
Op de grond die hij bij Rijs had gekocht, legde De Wildt een landgoed aan. Aan de weg bouwde hij een bestaand huis uit tot een royaal versterkt huis met kapel. Het huis groeide in de loop van de jaren uit tot het statige Huize Rijs, in de volksmond ook wel aangeduid als het Slot. Verder ontgon De Wildt de heuvelachtige heidevelden tot bouw- en weiland en legde tabaksplantages aan. De verbouw van tabak werd echter geen succes. Een groot deel van de aangekocht grond liet De Wildt bebossen.
Het oudste deel van het Rijsterbos is aangelegd in een barokke stijl. Die stijl kenmerkt zich door symmetrie. In het oudste deel van het bos zijn de patronen uit deze periode nog duidelijk herkenbaar. De brede evenwijdig aan elkaar lopende lanen worden diagonaal gekruist door smallere dwarslanen, waardoor er vierkante en rechthoekige vlakken ontstonden.
Het oudste deel van het bos is weergegeven in de omstreeks 1850 door W. Eekhoff samengestelde Nieuwe Atlas van de Provincie Friesland. Het bos ten zuiden van de Hogebergsterreed en het bos ten zuidoosten van de Kattelaan staan hier niet in. De stukken (nu bekend als het Rondeel en de Ypesparren) (bovenin in het kaartje)zijn pas in de tweede helft van de 18e eeuw of nog later aangelegd. In die periode schakelde men van de strakke, geometrische Franse stijl over op de zwierige Engelse landschapsstijl. Het jongste gedeelte van het Rijsterbos kenmerkt zich dan ook door ronde vormen en grillig slingerende paden.
De eerste beplanting in het Rijsterbos is aangebracht in de omgeving van Huize Rijs. De beuken die destijds zijn geplant, staan er nog steeds (grotendeels). Het zijn de majestueuze bomen langs de lange, brede Mirnserlaan, het pad dat naar het IJsselmeer voert.
Midden in het barokke deel van het Rijsterbos vinden we nog meer oude beuken. Ook die moeten in een vroegtijdig stadium door de familie De Wildt zijn geplant. De beuken worden tegenwoordig omringd door andere bomen. Maar de korte onderstam en de grote, breed uitgegroeide kroon wijzen erop dat ze destijds vrijstaand zijn opgegroeid. Het karakter van het oudste bos in ogenschouw nemend, kan worden geconcludeerd dat de eerste eigenaar een fraai, statusverhogend landgoed wilde aanleggen, waarbij economisch gewin niet het uitgangspunt was.
Er hebben drie generaties De Wildt in Rijs gewoond. In 1746 overleed David II, de kleinzoon van Hiob de Wildt. Zijn weduwe trouwde een jaar later met Ulbo Aylva Rengers, die daardoor grootgrondbezitter en later grietman van Gaasterland werd ( 1756-1786). Het echtpaar woonde in Huize Rijs. Na de dood van het paar verbleef hun zoon Albertus Eemilius Rengers op het landgoed. Zijn dochter Constantia Johanna huwde in 1834 met jonkheer Gerard Reynier Gerlacius van Swinderen (1804-1879). Daarmee begon een nieuwe periode in de geschiedenis van Gaasterland en de Gaasterlandse bossen. Jonkheer Gerard was eerst grietman en later burgemeester van Gaasterland van 1835 tot 1863.
De familie Van Swinderen heeft een fors stempel gedrukt op het Gaasterlandse landschap en de Gaasterlandse gemeenschap. De structuur van het Rijsterbos is in deze periode niet veranderd. Door het huwelijk van jonker Gerard met Constantia Johanna Rengers in 1834 kreeg jonkheer Gerard 5000 ha van Gaasterland in zijn bezit ( 66 procent). De rest was in handen van de familie Star Numan en enkele grote boeren. De zoon van Gerard heette Jan Hendrik Frans Karel van Swinderen, deze was burgemeester van Gaasterland van 1863 tot 1902.
In 1898 werd de NV Maatschappij Gaasterland opgericht, gevestigd te Den Haag. Het grootste deel van het grootgrondbezit van de familie Van Swinderen kwam nu in handen van deze exploitatiemaatschappij. Een van de grootste aandeelhouders was jonkheer Jan Hendrik van Swinderen. De NV Maatschappij Gaasterland beheerde nu de financiën. De familie Van Swinderen had namelijk omstreeks 1890 een aanzienlijk deel van haar miljoenenvermogen verspeeld in een desastreus reddingsplan ter financiering van het Panamakanaal. Bovendien raakte jonkheer Jan Hendrik na de dood van zijn vrouw Frederique Christina Henriëtte barones Taets van Amerongen (1833-1892) erg gedeprimeerd. Mede daardoor verontachtzaamde hij zijn zaken. Als landheer en burgemeester had hij niet meer de moed om waar nodig zijn gezag te laten gelden. Vandaar het afstaan van het grootgrondbezit en het leggen van de verantwoordelijkheid bij deze naamloze vennootschap Maatschappij Gaasterland.
De NV Maatschappij Gaasterland beheerde nu de grond en liet o.a. veel bos rooien. Gelukkig is het Rijsterbos grotendeels in handen van de familie gebleven. De zuster van Jan Hendrik van Swinderen, Albertina Constantia van der Feltz van Swinderen kreeg in 1897 het Rijsterbos van haar broer. De rest van het enorme grondbezit werd echter grotendeels verkocht, veelal aan notabelen en boeren uit de omgeving. Die lieten bossen kappen en gaven de grond een nieuwe bestemming, in voornamelijk bouw- en grasland.
De familie Van der Feltz heeft in 1941 het Rijsterbos voor 12500 gulden verkocht aan It Fryske Gea. Deze Provinciale Vereniging voor Natuurbescherming kon nu het bos goed onderhouden. Hiermee was het voortbestaan van dit geliefde oord verzekerd. It Fryske Gea kon het Rijsterbos verwerven met steun van de provincie en de gemeenten in Zuidwest-Friesland.
In eerste instantie ging It Fryske Gea tamelijk radicaal te werk in het bos, eiken werden deels gerooid, naaldhout geplant. Na een aantal jaren kozen de natuurbeschermers voor een subtielere aanpak. Tussen de verspreid aanwezige, gespaarde eikentelgen werden exoten geplant, bomen die van nature niet in ons land voorkomen, zoals de Japanse lariks, Douglasspar, Amerikaanse zilverspar en Fijnspar. Via deze methode hoopte It Fryske Gea het Rijsterbos te hervormen tot een gemengd opgaand bos van loof-en naaldhout. Tussen 1945 en 1970 verdween vrijwel al het hakhout en ontstond er een veelzijdig, gevarieerd bos. Tegenwoordig bestaat het bomenbestand in het Rijsterbos voor 70% uit loofhout (vooral zomereik, beuk, esdoorn en berk) en voor 30% uit naaldhout (grove den, fijnspar, douglas en lariks). Uitgangspunt van It Fryske Gea is dat de oude waarden in het bos gehandhaafd moeten blijven. Er wordt gestreefd naar een zo oud mogelijk bos, waarbij hier en daar oude omgevallen dode bomen niet worden gerooid, maar blijven liggen. Het dode hout biedt hiermee immers voedsel voor insecten en vogels en is een goede broed- en schuilgelegenheid.
Van alle bossen in Gaasterland trekt het Rijsterbos de meeste bezoekers, vooral in de weekenden. Die populariteit dankt het bos deels aan haar ligging. Wie bij Rijs het bos inloopt en daarna de brede hoofdlaan blijft volgen, komt uit bij het IJsselmeer. It Fryske Gea draagt de dag- en verblijfsrecreatie een warm hart hoe, maar tracht die wel in goede banen te leiden. Zij streeft naar een goed evenwicht tussen recreatie en natuur, tussen gebruik, beleving, behoud en bescherming van het bos. Voor degenen die meer willen weten over de natuur, worden regelmatig excursies en rondleidingen georganiseerd door It Fryske Gea.
Bronnen:
De Gaasterlandse bossen, door Bauke Boersma, 1999.
Adeldom verplicht, de geschiedenis van de familie Van Swinderen in Gaasterland, door Sieger Rodenhuis en Geertje Kingma 2010.
Informatie uit het archief Henk Doeleman.