Menno van Coehoorn

Menno van Coehoorn werd in september 1641 geboren in Britsum op de niet meer bestaande Lettingastate ten noorden van Leeuwarden. Een juiste datum is niet bekend. De familie Van Coehoorn was afkomstig uit een voornaam geslacht van Zweedse en Duitse militairen. In de 16e eeuw vestigden zich leden van dit geslacht in ons land.

Vader Gosse van Coehoorn was kapitein van een Friese compagnie en woonde in Britsum. Hij had goede contacten met het Friese stadhouderlijke hof.

Lettingastate

Menno van Coehoorn

In 1657 werd zoon Menno op 16-jarige leeftijd opgenomen als beroepsmilitair in de compagnie van zijn vader. Drie jaar later nam hij als kapitein de compagnie over van zijn vader.

Tussen 1672 en 1678 volgde een tijd van vele veldslagen tijdens de oorlog met Frankrijk, Keulen, Engeland en Munster. In 1678 sloot de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden vrede met Frankrijk. Er volgde een rustiger periode voor Menno. In 1678 trouwde hij met de rijke 17-jarige wees Magdalena van Scheltinga. Ze kregen twee kinderen. In 1683 stierf Magdalena na de geboorte van een tweeling. 

Tussen 1688 en 1697 raakte de Republiek opnieuw in oorlog met Frankrijk. Menno maakte toen pas echt carrière.

Er volgden diverse promoties. In 1695 werd hij benoemd tot ingenieur-directeur-generaal van de fortificaties van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.n 1697 werd hij meester-generaal der artillerie. In 1701 werd hij benoemd tot gouverneur van Sluis en Staats-Vlaanderen. In 1703 riepen de Duitse keurvorsten tijdens het beleg van Bonn zijn hulp in. De Spaanse koning Karel II verhief hem zelfs in de adelstand en hij mocht zich sindsdien baron noemen.

Na de dood van Magdalena erfde Menno het huis in Wijckel. Dit huis had Magdalena geërfd van haar moeder. In Wijckel woonde al Menno’s broer Johannes. Waarschijnlijk ging deze Johannes met zijn gezin wonen in het huis te Wijckel. Mogelijk werd in die tijd het bestaande huis verbouwd. Ook werd in die tijd het Coehoornbos naast de kerk aangelegd. Dit bos is nu bekend onder de naam Du Toursbos. Meerestein is niet de oorspronkelijke naam van het huis in Wijckel. De naam kwam nergens voor in 18e eeuwse koopakten. Pas in 1809 verscheen de naam voor het eerst in advertenties in de Leeuwarder Courant.

Meerestein

Op 17 maart 1704 overleed Menno van Coehoorn in Den Haag aan een beroerte. Hij werd begraven in de Vaste Burchtkerk van Wijckel. Zijn graftombe was ontworpen door Daniël Marot (1663-1752); een gevluchte Franse Hugenoot. De graftombe werd opgeleverd in 1706.

De belangrijkste documenten over het leven van Menno van Coehoorn zijn geschreven door zijn zoon Gosewijn Theodoor van Coehoorn (1679-1737). Verder is er weinig geschreven over het leven van Menno van Coehoorn. Er gaan wel allerlei verhalen de ronde, maar veel van die verhalen gaan terug op één bron en zijn soms behoorlijk aangedikt.

Koning -Stadhouder Willem III speelde een belangrijke rol in het leven van Menno van Coehoorn, maar Menno ondervond ook veel tegenstand. Hij werd aangesproken op zijn afkomst en ook op zijn karakter; hij was kortaangebonden, koppig en scherp van tong.

Zijn zoon vertelde het volgende: “Menheer de Baron van Coehoorn was welgemaakt van persoon en van een grote gestalte. Hij had een deftige houding en was een man van verstand en van oordeel spreekende zeer weinig. Hij was vrindelijk tegen alle menschen, zelvs tegen de minste soldaat, zo dapper als men t wesen moest, en van een veerdigen geest, zonder eeenige vreese in ’t midden van ’t vuur ongeinteresssert zelfs zo ver, om het fortuijn van zijn famielie te negliseeren”.

Van Coehoorn publiceerde werken over vestingbouw met voorstellen om bestaande vestingwerken te verbeteren. In 1685 gaf hij een boek uit met de titel “Nieuwe vestingbouw op een natte of lage horisont”. (Een natte horizon  was een stuk grond dat onder water kon worden gezet.) Dit boek was toegespitst op het Nederlandse landschap, maar werd zelfs vertaald in het Frans, Duits, Engels en Russisch. 

Menno van Coehoorn werd de Nederlandse Vauban genoemd. Deze Franse tijdgenoot van Menno was de belangrijkste militair van Lodewijk XIV. Vauban was beroemd door zijn fortificaties van Verdun en Douamont. Vauban was er een voorstander van om het simpel te houden bij een verdedigingswerk. Van Coehoorn hield van verrassingen. Vauban hield bij een aanval de troepen bij elkaar en probeerde zo geleidelijk aan terreinwinst te halen. Menno viel aan met golf na golf samengaand met zo krachtig mogelijk beschietingen. Dat kostte wel veel levens, was duur en bracht veel schade toe.

Van Coehoorn was de uitvinder van het Coehoornmortier. Dit kleine kanon was door twee man te dragen. In later jaren werd het door de marine nog steeds gebruikt om bevoorradingskabels over te schieten.

Menno was de ontwerper van de Nederlandse Waterlinie van Muiden tot Dordrecht. Dit hele gebied kon onder water worden gezet om Holland te verdedigen. In 1940 werd deze linie zelfs nog een keer onder water gezet, maar deze keer zonder succes.

Verder ontwierp hij de verdedigingswerken voor Naarden en nog vele andere plaatsen. Zijn meesterwerk was het vestingwerk rond Bergen op Zoom. Later zijn vestingwerken bijna allemaal afgebroken, omdat ze geen nut meer hadden.

Vesting Bergen op Zoom

De vesting Bourtange was in Menno’s tijd bijna niet in te nemen. Tijdens het Rampjaar 1672 (oorlog met Engeland, Munster, Frankrijk en Keulen), bleek de vesting toch nog voor verbetering vatbaar. Menno kreeg hiervoor de opdracht, maar pas in 1742 voerde Pieter de la Rive de plannen van Van Coehoorn uit. Menno van Coehoorn was toen al overleden.

Begin 19e eeuw veranderde de oorlogsvoering zo dat vestingwerken overbodig werden. Vesting Bourtange werd toen in 1851 ontmanteld.

Vesting Bourtange

Rond 1930 werd de Stichting Menno van Coehoorn opgericht om het werk van Menno van Coehoorn te behouden. Door deze stichting werd de vesting van Bourtange behouden. In 1964 werden de vestingwerken hersteld en de situatie in Bourtange is nu weer gelijk aan die van 1742. De reden voor het herstel was onder andere dat Bourtange qua bewoners sterk achteruit was gegaan. De “oude” vestingwerken begonnen weer toeristen te trekken en Bourtange kwam opnieuw tot bloei.

 

Bij de bouw van een vesting is kennis van het landschap erg belangrijk. Bestudering van kaarten is een vereiste om hindernissen in de vorm van waterlopen, moerassen, heuvels of bossen te achterhalen. Je kon bij een verdedigingswerk gebruik maken van deze hindernissen. Ook moest worden bekeken hoe de vijand deze hindernissen kon doorbreken of omzeilen. Deze zwakke plaatsen moesten worden versterkt met schansen of zware verdedigingswerken.

Er ontstond een pennenstrijd tussen kapitein-generaal Louis Paen (betrokken bij de verdedigingswerken van Naarden) en Menno van Coehoorn. Deze strijd werd bekend onder de naam de “Twist der Vijfhoecken”. Menno won deze strijd. Hij was een groot voorstander van uitbouwen in de wallen in de vorm van vijfhoeken. Onderdelen van een vesting moesten zelfstandig kunnen worden verdedigd. De vijand moest vanuit verdekte opstellingen (uitbouwen in vorm van vijfhoeken) kunnen worden beschoten en er moesten snelle uitvallen mogelijk zijn.

In versterkingswerken was veelal de kleur Engels rood te zien. Dit rood verdoezelde de kleur van bloed. Een uitbouw aan de stadswal in de vorm van een vijfhoek heette een ravelijn. De stadswal zelf werd een redoute genoemd.

Op de stadswallen werden vaak molens gebouwd. Door de plaatsing op de hoge wallen vingen ze veel wind. In vredestijd was dat een goede oplossing. In oorlogstijd sneuvelden deze molens als eerste. Daarom werden er in de stad ook rosmolens gebouwd. Deze molens werkten op paardenkracht en konden zo tijdens een bezetting graan blijven malen voor de voedselvoorziening.

Ook de stad Sloten heeft gebruik gemaakt van de ideeën van Menno van Coehoorn.

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) werden de door Karel V afgebroken stadswallen in de jaren 1581 en 1582 weer opgebouwd naar een ontwerp van Menno van Coehoorn. Dankzij haar stadswallen nam Sloten sindsdien een sleutelpositie in de strijd tegen de Spanjaarden.

Straatnamen in Sloten herinneren nog aan deze vestingwerken: Bolwerk Noordzijde, Bolwerk Zuidzijde en Stadsschans.

De stad Sloten